Gewenst en ongewenst gedrag varieert per sport, per vereniging en per team. Ga er maar aan staan als trainer of bestuurder. In deze artikelenreeks geven wij oplossingen voor herkenbare, alledaagse sociale sportproblemen. De reeks is gebaseerd op de rapportage Van goede bedoelingen naar goed gedrag, door Johan Steenbergen en David Romijn.
Stel: je bent trainer of coach van een groep basketballers…
De meesten spelen met plezier, zijn altijd op de training en gemotiveerd om te spelen. Alleen jammer dat enkele spelers zich vaak misdragen. En elke keer is er één van hen bij betrokken. Je bent extra alert op deze spelers en corrigeert hen direct. Vaak waarschuw je ze al van te voren dat ze zich goed moeten gedragen. Soms ben je zelfs iets te snel en blijkt het mee te vallen. Hun gedrag verbetert helaas niet. ‘Waarom zijn ze zo onsportief?’, vraag je je af.
Inzicht
Voor spelers is het vaak logisch om zich te gedragen naar het beeld dat van hen bestaat. Ook als dat negatief is. Als trainer/coach kun je daarom beter feedback geven op gedrag dan op het bestaande label van de persoon.
Ben je onsportief of doe je onsportief?
Er zijn veel varianten op opmerkingen als: ‘Je bent nu eenmaal onsportief’ of ‘Je bent nou eenmaal iemand die altijd aanwezig is in de groep’. De rode draad hierin is dat je een label krijgt over hoe je bent, niet over hoe je handelt of hoe je je gedraagt. Dit onderscheid tussen zijn en doen lijkt onschuldig, maar is het niet.
Labelingstheorie
In de sociale psychologie kennen we de labelingstheorie oftewel de etiketteringstheorie, waarin het onderscheid tussen zijn en doen juist essentieel is. Deze theorie wordt vaak toegepast bij verklaringen voor het ontstaan van criminele identiteit. Mensen krijgen door de samenleving en door anderen het etiket ‘crimineel’ opgeplakt, waardoor ze zichzelf steeds meer beschouwen als wetsovertreders. Labelen van personen versterkt dus het idee dat het afwijkende gedrag onderdeel is van hun eigen identiteit en houdt het gedrag in stand. Dit zorgt voor rechtvaardiging van het gedrag en een afnemende motivatie om het ongewenste gedrag te verminderen.
Label een speler als onsportief en de kans is groot dat hij zich onsportief gaat gedragen. Er is sprake van ‘self-fulfilling prophecy’: iemand beschouwt zich als onsportieve speler en gedraagt zich dan ook onsportief. De gelabelde speler denkt: ‘Ik duw iemand hard opzij, omdat ik nu eenmaal zo ben’.
Iemand die ‘een etiketje bij een ander opplakt’:
- benadrukt dat bepaalde typische persoonlijke eigenschappen vreemd en afwijkend zijn
- creëert een stereotype dat laat zien dat deze afwijkende eigenschappen onwenselijk zijn
- maakt een heel duidelijk onderscheid tussen ‘normale’ mensen en de geëtiketteerde groep die als heel verschillend wordt gezien
- verwerpt de geëtiketteerde groep en sluit deze uit
Labelen binnen de sport
Etiketteren/labelen komt regelmatig voor binnen de sport. Het gebeurt bij sportverenigingen die als afwijkend worden gezien, omdat bijvoorbeeld de sfeer onveilig is of omdat het een vereniging is waar wordt gevochten. Deze verenigingen krijgen snel het etiket ‘probleemvereniging’ opgeplakt. Wanneer dit etiketteren lang doorgaat, gaan leden binnen die verenigingen zich sneller naar dat etiket gedragen.
Het gebeurt ook met individuen binnen een sportvereniging. Iemand krijgt bijvoorbeeld het label als ‘de agressieveling’ van het team omdat hij vaak betrokken is bij incidenten op het veld. Omdat het zo moeilijk is om van een imago af te komen, is het voor die persoon vaak aantrekkelijker om op probleemgedrag over te gaan. De manier waarop je iemand dus beoordeelt, is vaak bepalend voor zijn (toekomstige) gedrag.
Wat kun je als trainer hiertegen doen?
Nu even terug naar de trainer die steeds dezelfde groep basketballers moet waarschuwen omdat ze zich misdragen. Hij kan met de labelingstheorie in zijn achterhoofd het volgende doen:
- Geef feedback op gedrag en niet op personen. Een handige manier om dat vol te houden is door feedback altijd in werkwoorden te verpakken. Ga ook eens na welke termen je gebruikt bij het geven van feedback aan je spelers.
- Focus op gedrag, niet op persoonlijkheid. Om gewenst gedrag te behouden, is het beter om alleen het ongewenst gedrag als ongewenst te labelen. Noem iemand dus niet onsportief (‘je bent een onsportieve speler’), maar spreek iemand aan op zijn onsportief gedrag (‘je gedroeg je afgelopen zaterdag niet al te sportief’).
- Nooit vooraf labelen. Handel als trainer met een open blik en zo onbevooroordeeld mogelijk. Probeer dus niet al spelers voordat ze iets gedaan hebben te labelen (‘niet weer onsportief spelen’), maar corrigeer op ongewenst gedrag (‘dit gedrag wil ik niet zien, je blijft eerst even aan de kant’).