Alles over sport logo

Sportomgeving als sleutelfactor voor ontwikkeling kind

Van verschillende sporten uitproberen tot een inspirerende trainer. Er zijn veel elementen die bijdragen aan de ontwikkeling van het sportende kind. Jean Côté doet onderzoek naar deze elementen. Hoe richt je een sportomgeving in die kinderen optimaal ondersteunt in hun ontwikkeling? Je leest het in dit artikel.

Het belang van sportende kinderen

Inmiddels zijn er veel positieve effecten van sporten en bewegen bekend. Het Human Capital Model van Bailey beschrijft alle emotionele, fysieke, sociale, individuele, intellectuele en financiële voordelen van sport en bewegen. Maar tegelijkertijd is er veel uitval in de sport bij kinderen in de puberteit (zie de ledenrapportage van NOC*NSF). Deze kinderen missen daardoor mogelijk de positieve effecten van sport. Daarom is het belangrijk te investeren in het sportende kind en ervoor te zorgen dat deze actief blijft.

Human Capital Model

Het Human Capital Model laat zien dat sporten en bewegen op veel vlakken effectief zijn. Het model, ontwikkeld onder leiding van de Britse onderzoeker Richard Bailey, benoemt meer dan 80 effecten van sporten en bewegen. Die zijn ingedeeld op basis van zes kernwaarden: fysiek, emotioneel, sociaal, persoonlijk, intellectueel en financieel.

Kenniscentrum Sport & Bewegen heeft een interactief Human Capital Model ontwikkeld. Daarin vind je per effect een omschrijving, relevante artikelen van Allesoversport.nl, erkende interventies en producten en contactgegevens van specialisten van Kenniscentrum Sport & Bewegen.

Investeren in de sportomgeving

Jean Côté stelt dat je kinderen bij sport betrekt en behoudt door juist in de beginjaren continu hun interesse te wekken. Daarbij vervult de sportomgeving een sleutelfunctie. Daarom ontwikkelde hij het Personal Asset Model. Dat biedt praktische handvatten voor coaches en beleidsmakers om de sportomgeving optimaal in te richten.

Personal Asset Model

Het Personal Asset Model bestaat uit drie elementen: de context (sportomgeving), de ontwikkeling van het kind en het resultaat (zie figuur hieronder).

Cote ontwikkeling
Figuur gebaseerd op het Personal Asset Model van Jean Côté

1. Context

De sportomgeving van het kind vormt de voedingsbodem voor (talent)ontwikkeling. Deze omgeving bestaat uit drie kernelementen: wat doe je, met wie en waar? Simpele vragen, maar de antwoorden zijn erg belangrijk. Het is namelijk essentieel om het aanbod af te stemmen op het leven en de behoeften van het sportende kind.

2. Ontwikkeling

Wordt de sportomgeving goed ingericht? Dan draagt dit bij aan de ontwikkeling van het kind:

  • Competentie: Met sport ontwikkel je vaardigheden zoals kracht, uithoudingsvermogen en techniek. Maar ook sociaal-emotionele vaardigheden, zoals inlevingsvermogen.
  • Zelfvertrouwen: In jezelf geloven is belangrijk voor je motivatie en discipline.
  • Sociale contacten: Sport brengt je in contact met anderen en creëert vriendschappen.
  • Persoonlijkheid: Sport helpt om je karakter te vormen.

3. Resultaat

Ontwikkeling op deze vier vlakken leidt op den duur tot het gewenste resultaat: prestatie, sportparticipatie en een persoonlijke ontwikkeling die ook buiten de sport waardevol is. Oftewel, een kind komt tot bloei. Daarom is het belangrijk dat coaches en trainers zich vooral richten op deze elementen.

Zo creëer je een optimale sportomgeving

Zoals gezegd zijn de belangrijkste omgevingsfactoren: wat is de sportactiviteit, met wie en waar sport je? Hieronder lees je hoe je hieraan invulling geeft.

Wat?

Het werkt het best om kinderen te laten starten met verschillende sporten en spelenderwijs te laten leren. Zo stimuleer je sportparticipatie in de volwassenheid, persoonlijke ontwikkeling en prestatie (zie onderstaand Developmental Model of Sports Participation, DMSP). Vroege specialisatie kan goede prestaties opleveren, maar de kans is groter dat het plezier en de sportparticipatie vermindert, en dat het leidt tot meer uitval.

illustratie ter ondersteuning van de tekst
(Bron: Côté)

Met wie?

De coach of trainer (hierna genoemd: trainer) heeft een belangrijke rol binnen de optimale omgeving voor kinderen. Een trainer moet inspireren, kinderen uitdagen en een voorbeeldfunctie zijn. En een simpele maar effectieve methode? Individuele aandacht geven.

Een trainer is een leider. Côté benoemt de verschillende vormen van leiderschap en de effecten op de sporters. De beste manier van coachen noemt hij transformational coachen, in tegenstelling tot transactional coachen. Bij transformational coachen zet de trainer sporters in hun kracht, inspireert en daagt hen uit tot persoonlijke en sportieve ontwikkeling. Dat doe je bijvoorbeeld door sporters te stimuleren vragen te stellen, door individuele feedback te geven en autonomie te ondersteunen.

Kijktip: meer tips voor goed training geven krijg je in dit filmpje met vier inzichten over trainerschap.

Waar?

Ook de meer letterlijke omgevingsfactoren beïnvloeden sportprestatie en participatie. Denk aan de cultuur van de club of de toegang tot sport(accommodaties). Verder is het belangrijk dat de activiteiten passen in het dagelijks leven van het gezin. En doet het ertoe welk belang thuis aan sport wordt gegeven.

Het is dus belangrijk om te kijken naar wat, met wie en waar kinderen sporten. Wat betekent dit verder voor de organisatie van de sport en de rol van de trainer?

Organisatie van de sport

In Nederland kennen de populairste sporten zoals voetbal en hockey lange seizoenen. En soms gaat in de winter het spel gewoon verder in de zaal. Dit biedt kinderen minder kansen om gedurende het jaar meerdere sporten uit te proberen (sampling). Dit is anders in landen die een duidelijk onderscheid kennen tussen zomer- en wintersporten, zoals Australië. Ook binnen een seizoen is het beoefenen van verschillende sporten vaak lastig. Kinderen trainen namelijk al snel meerdere keren per week en spelen in het weekend een wedstrijd.

Trend: overkoepelende beweegprogramma’s

Inmiddels komen er in Nederland meer programma’s die kinderen de kans bieden zich te ontwikkelen in meerdere sporten. Zo heeft NOC*NSF samen met verschillende sportbonden het multisportprogramma Trixxs uitgeprobeerd en gaat daarmee verder. Ook diverse andere programma’s zijn specifiek gericht op een bredere (motorische) ontwikkeling.

Ook vroegtijdige selectie en hiervoor aparte programma’s opstellen is een hardnekkig probleem. Het identificeren van talenten op jonge leeftijd is namelijk erg moeilijk en vaak onvoorspelbaar. Bovendien loont vroege specialisatie lang niet altijd, in tegenstelling tot sampling.

Tot slot zijn Nederlandse competities traditioneel gezien sterk gericht op winnen en kampioenschappen. Dat verandert langzaam. Zo houdt de KNVB bij de voetbalcompetitie voor de jeugd onder tien jaar geen stand meer bij. Dit verlegt de focus van het eindresultaat naar plezier, het leren van nieuwe vaardigheden en sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook Zweden geldt als rolmodel: daar wordt in het wedstrijdseizoen van het voetbal tot zelfs het 13e jaar geen stand bijgehouden.

Rol van coaches en trainers

Plezier en variatie, het aanmoedigen verschillende sporten te beoefenen, spelenderwijs leren en vroege specialisatie ontmoedigen zijn sleutelelementen in de training en begeleiding. Dat betekent ook dat trainers de persoonlijke ontwikkeling van het kind voorop stellen en niet de prestaties van het team, de vereniging of hun eigen sport als geheel. Het is belangrijk dat opleiding en bijscholing hier nadrukkelijk aandacht aan besteden.

Overigens gelden deze tips ook voor ouders. Zij zijn een cruciaal onderdeel van de sport- en beweegomgeving van het kind.

Tips voor de optimale sportomgeving

Al deze kennis staat hieronder samengevat in tien tips van Côté en collega’s. Deze tips zijn bedoeld voor sport(programma’s) voor kinderen onder de 13 jaar.

Tips voor de organisatie van de sport:

  1. Beperk de duur van een seizoen tot 3 of 4 maanden, met een maximum van 6 maanden.
  2. Beperk de reisafstand naar georganiseerde sportcompetitie.
  3. Introduceer basis-sportprogramma’s waarbij het uitproberen van verschillende sporten centraal staat.
  4. Start niet met een selectietraject voor talenten vóór de specialisatiejaren (zie DMSP-model).
  5. Zorg voor gezonde competitiemomenten, maar leg niet te veel nadruk op winnen en langetermijndoelen als kampioenschappen.

Tips voor trainers:

  1. Ontmoedig vroege specialisatie in één sport.
  2. Geef kinderen de kans om binnen een bepaalde sport op alle posities in het veld te spelen.
  3. Stimuleer deliberate play (spelenderwijs leren), zowel binnen als buiten de sport.
  4. Ontwikkel spel- en oefensituaties die focussen op plezier en kortetermijnbeloningen.
  5. Sluit aan bij de behoeften van kinderen en vermijd ‘over-coachen’.

Help mee

Een oproep aan alle personen en organisaties die te maken hebben met de sportomgeving van het kind: houd rekening met alle tips! Dit geldt voor ouders, trainers en coaches van de sportclub, beleidsmakers en vakdocenten op school. We hebben namelijk een gedeelde verantwoordelijkheid: it takes a village to raise a child.

Referenties

Voor dit artikel is gebruikgemaakt van onderstaande publicaties:

  • Côté, J., Horton, S., MacDonald, D., Wilkes, S. (2009). The benefits of sampling sports during childhood. Physical and health education
  • Côté, J. and Gilbert, W. (2009). An integrative definition of coaching effectiveness and expertise. International Journal of Sport Science & Coaching, 4(3).
  • Côté, J. and Hannock, D.J. (2016). Evidence-based policies for youth sport programmes. International Journal of Sport Policy and Politics, 8 (1).

Auteur(s)

Artikelen uitgelicht


Vitale sportsector
Sportaanbieders
Jongeren, Kinderen
professional
feiten en cijfers
pedagogisch sportklimaat, talentontwikkeling