Wat is Positive Behavior Support?
PBS bestaat in Amerika al een tijdje en staat voor het ‘ondersteunen van positief gedrag’. Sinds 10 jaar wordt deze organisatiebrede methode ook in Nederland toegepast. Inmiddels hebben meer dan 200 Nederlandse basisscholen er ervaring mee. De methode gaat uit van 5 pijlers, die je kunt gebruiken om kinderen met plezier en op een pedagogisch verantwoorde manier bij de sportvereniging te laten sporten.
- Werken vanuit gedeelde waarden
- Preventie: problemen voorkomen
- Gewenst gedrag belonen
- Besluiten nemen met behulp van cijfers (of data)
- Samenwerken met ouders, wijkagenten en andere opvoeders (ketenaanpak)
Gewenst gedrag op school en bij de club
Verenigingspedagoog Marc Orval kwam via zijn vrouw, die in het onderwijs met PBS werkt, in aanraking met de methode. Hij raakte enthousiast en ging op zoek naar een geschikte sportomgeving om PBS te introduceren. Die geschikte omgeving vond hij in Velden, een kerkdorpje in de gemeente Venlo. In Velden liggen een basisschool en de sportaccommodatie pal naast elkaar. “De kinderen die overdag naar school gaan, sporten in hun vrije tijd bij SV Velden”, legt Orval uit. SV Velden is een omnivereniging, die volleybal, voetbal, badminton, tafeltennis en korfbal aanbiedt. “Met name bij de afdeling voetbal gebeurde nog wel eens wat en een normen en waarden beleid ontbrak. Mijn eerste stap was het organiseren van een theatrale lezing van Ewald van Kouwen van Positief Coachen, om bewustwording te creëren bij de trainers en vrijwilligers.” Orval verzamelde een groepje enthousiaste mensen om zich heen en formeerde de stuurgroep. De school en alle afdelingen van de omnivereniging zijn daarin vertegenwoordigd. Orval: “De school loopt voorop bij het invoeren van PBS. Elke stap die de school zet om PBS verder in te voeren, proberen we vervolgens te vertalen naar de sport. Dat is heel duidelijk voor de kinderen en voor hun ouders en de vrijwilligers. Het gewenste gedrag op school is ook gewenst bij de sportvereniging.”
Positive Behavior Support bij SV Velden
Een pedagogisch verantwoord klimaat kan men scheppen op basis van waarden waarin iedereen zich herkent (pijler 1). Basisschool de Startbaan in Velden hanteert 3 kernwaarden: veiligheid, verantwoordelijkheid en respect. SV Velden implementeert dezelfde kernwaarden en vertaalt deze naar concrete gedragsregels voor de sport (pijler 2). “De ideeën hiervoor komen uit de verschillende afdelingen zelf. Het is belangrijk dat daar het gesprek gevoerd wordt en dat zij de waarden zelf vertalen naar concreet gewenst gedrag binnen de verschillende takken van sport.”, vertelt Orval. De gedragsverwachtingen gelden niet alleen voor de kinderen, maar voor iedereen die binnen de club actief is, zoals bestuursleden, trainers, ouders en publiek. De verwachtingen zijn positief opgesteld en voor iedereen zichtbaar op de PBS-zuil midden op het sportveld. De gedragsregels zien er bijvoorbeeld als volgt uit.
Voor de kernwaarde Respect, zijn de volgende gedragsregels bedacht:
- Wat ik zelf niet fijn vind, doe ik ook niet bij een ander
- Ik blijf van andermans spullen af
Voor de kernwaarde Verantwoordelijkheid:
- Ik gooi afval in de prullenbak
- Ik kom op de afgesproken tijd en als dat niet lukt laat ik het weten
Bij de kernwaarde Veiligheid, zijn afspraken geformuleerd als:
- Ik gebruik materiaal waar het voor bedoeld is
- Ik maak geen foto’s of filmpjes in het kleedlokaal
Bij korfbal en volleybal zijn de vrijwilligers heel enthousiast. “Omdat de kinderen zelf meedenken bij het formuleren van de gedragsregels, spreken ze elkaar daar ook op aan. Eigenaarschap is belangrijk. Ik zie kleine succesjes. De leidsters bevestigen dat ook en dat is belangrijk voor de motivatie om door te gaan”, vertelt Orval niet zonder trots.
Onvoldoende draagvlak of prioriteit
Sinds 2014 is er bij nog vier sportverenigingen een begin gemaakt met het scheppen van een pedagogisch verantwoord sportklimaat volgens de PBS-methode. Arnold Bronkhorst en Harold Hofenk, leden (onderzoekers) van de kenniskring van het lectoraat Sportpedagogiek in Zwolle, hebben de vijf verenigingen gevraagd naar hun ervaringen, halverwege het traject.
Het eerste punt dat hen is opgevallen is dat het werken aan een pedagogisch verantwoord sportklimaat nog niet breed wordt gedragen door de sportverenigingen of het heeft onvoldoende prioriteit. Orval herkent dat uit de situatie bij SV Velden. Vooralsnog kwam de steun vooral van bestuurders en enkele trainers. Op een onlangs georganiseerde bijeenkomst over sportief coachen namen slechts 20 van de 80 trainers en leiders deel. “We hopen dat er een olievlekwerking uitgaat van deze 20 deelnemers die nu het initiatief nemen. Je kan verenigingsmensen niet dwingen”, vindt Orval.
Dat brengt ons bij het tweede inzicht uit het onderzoek van Bronkhorst en Hofenk; het vrijwillige karakter van de sport. In vergelijking met scholen zijn er bij sportverenigingen minder middelen en pedagogische kennis en kunde. Met dat wat er is, moet binnen de sport nog efficiënter en effectiever worden omgegaan. Deelnemers aan het onderzoek opperen het gebruik maken van aanstaande professionals; denk aan de inzet van mbo- of hbo-studenten. Ook is het verloop onder vrijwilligers, deels vanwege de doorstroom van pupillen, een aandachtspunt.
Belonen positief gedrag
De omslag van aandacht voor het resultaat en het tegengaan van ongewenst gedrag, naar het bekrachtigen van positief gedrag (pijler 3) is een lastige opgave voor trainers en leiders. Dit is het derde inzicht uit het onderzoek.
Orval vroeg bij SV Velden aan alle 20 deelnemers van de informatiebijeenkomst om 3 dingen die goed gaan op een positieve punten kaart te schrijven. Orval: “Het grappige was, dat lukte niet…! Dat geeft aan dat we kennelijk alleen maar letten op de punten die niet goed gaan. Daar hadden ze nog nooit bij stilgestaan. Ik stelde ze vervolgens de vraag: wat doet dat met kinderen als je alleen maar ziet wat niet goed gaat en het positieve niet benadrukt?” Tijdens de bijeenkomst toonde Orval een filmpje van Marc Lammers (bondscoach hockey), waarin Lammers vertelt over het belang van focussen op wat wel goed gaat voor individuele- en teamprestaties.
Een aantal deelnemende verenigingen aan het onderzoek is bezig met het ontwikkelen van een beloningssysteem. Ook dat lijkt in de sport anders aangepakt te moeten worden van in het onderwijs. Orval: “Beroepskrachten werken met tokens, maar onze vrijwilligers lopen niet met fiches in hun zak om kinderen te belonen.” Orval denkt aan een fairplay cup invoeren, een sportiefste team of sportiefste speler verkiezen.
Organisatiekracht is voorwaarde
Een vierde inzicht dat door de respondenten werd genoemd is de tegenvallende professionaliteit binnen sportverenigingen op het gebied van een pedagogisch verantwoord sportklimaat. Wie een pedagogisch verantwoord sportklimaat wil realiseren volgens de PBS-methode, kan beter eerst een verenigingsscan uitvoeren. In sportonderzoek naar de vitaliteit van verenigingen wordt dit aspect van de sportvereniging ook wel organisatiekracht genoemd, blijkt uit de kennisbundel van Lucassen en Van Kalmthout uit 2015. Met een scan de organisatiekracht van de vereniging in beeld worden gebracht. Op basis hiervan kan een goede inschatting gemaakt worden of een PBS-traject kans van slagen heeft.
Een sterk verenigingsbestuur is een voorwaarde voor het breed implementeren van PBS binnen de vereniging. Wat dat betreft liep het ook bij SV Velden niet allemaal van een leien dakje. Orval vertelt hierover: “Bij voetbal heeft het bijvoorbeeld wat meer tijd nodig. Aanvankelijk overheerste de houding ‘bij ons gebeurt het niet’ en ‘we lossen het zelf wel op’. Nu is er een incident geweest, is het jeugdbestuur opgestapt en ontstaat er wellicht wel een opening om PBS op te pakken.”
Betrokken ouders bij de sportvereniging
Het vijfde punt van aandacht uit het onderzoek betreft de ouders (pijler 5). Vergeleken met een schoolomgeving hebben de mensen die bij de sportvereniging een pedagogisch verantwoord sportklimaat bepalen een meer gevarieerde achtergrond.
Zo zijn er de ouders van de kinderen en de ouders van de kinderen van de tegenstander. Zij hebben invloed op het sportklimaat en moeten ook betrokken moeten worden bij de gedragsverwachtingen. Bij SV Velden zitten ook ouders in de stuurgroep. “We hebben aandacht voor communicatie richting ouders. We sluiten aan bij ouderavonden van de school en gaan nieuwe bij instroom informeren over PBS, kernwaarden en gedragsregels.” Bij een andere vereniging van de respondentengroep zijn aparte gedragsverwachtingen voor ouders gemaakt. Daarmee kan je meer eigenaarschap creëren en wordt het wellicht voor ouders ook gemakkelijker om elkaar op ongewenst gedrag aan te spreken.
De jeugdketen
PBS gaat uit van een indeling in drie groepen kinderen. Het groene niveau geldt voor ongeveer 80% van de kinderen, die voldoende hebben aan een verenigingsbrede aanpak om het verwachte gedrag te stimuleren. Interventies voor het tweede ‘gele niveau’ gelden voor circa 15% van de kinderen, die vaker probleemgedrag vertonen en meer hulp nodig hebben. Het derde ‘rode niveau’ richt zich op circa 5% van de kinderen die individuele begeleiding nodig hebben voor hun probleemgedrag. Voor deze groep is samenwerking met organisaties in de jeugdketen nodig. De ervaringsdeskundigen betwijfelen of sportverenigingen in staat zijn zelf een actieve rol binnen de jeugdketen op zich te nemen (pijler 5). Sportverenigingen staan veel minder in contact met andere organisaties uit de jeugdzorgketen dan scholen.
Het zesde inzicht luidt dat het aanstellen van een expert, bijvoorbeeld een sportpedagoog, de sportvereniging zou kunnen helpen met het betrekken van de jeugdketen. In Velden lukte het wel om de sportverenigingen in contact te brengen met andere ketenpartners. Daar is het initiatief gestart vanuit de gemeente, met betrokkenheid van een verenigingspedagoog en wordt nauw samengewerkt met een basisschool die voorop loopt in de implementatie van PBS. Inmiddels zijn er twee vertrouwenscontactpersonen aangesteld binnen de vereniging, die bekend zijn met de keten en waar gevallen van ongewenst gedrag gemeld kunnen worden.
Het verzamelen van data rondom gedrag van leden in de sport
De vierde pijler van PBS is dat besluitvorming over het pedagogisch klimaat plaatsvindt op basis van data en cijfers. Het zevende en laatste inzicht uit het onderzoek laat zien dat data rondom gedrag van leden in de sport ontbreekt. Daardoor blijft systematisch evalueren uit, net als het bijstellen van de methode. Volgens de respondenten verdient het ontwikkelen of aanpassen van simpele meetinstrumenten specifiek voor sportverenigingen meer aandacht.
Deze zeven inzichten geven een aantal aanknopingspunten voor de doorontwikkeling van de PBS-methode in de sport.
PBS past in huidige ontwikkelingen
Dat PBS een methode is, die aansluit bij het landelijke programma ‘Op weg naar een veiliger Sportklimaat’ (VSK), blijkt uit de VSK-monitor. In 2015 luidt een van de conclusies uit de monitor dat er bij sportverenigingen behoefte is aan een degelijke implementatiestrategie waarbij structureel en organisatiebreed aandacht is voor een veilig sportklimaat. In de VSK-monitor 2016 wordt benadrukt dat gedragsregels binnen een sportvereniging van waarde zijn en dat niet alle kaderfunctionarissen op de hoogte van de gedragsregels die zijn afgesproken binnen hun vereniging. Beide aspecten, de organisatiebrede aanpak en het werken vanuit gedeelde waarden en gedragsregels, staan centraal binnen de aanpak PBS. Wat dat betreft lijkt de tijd rijp om met PBS in de sport aan de slag te gaan.
Tot slot
Inmiddels heeft het Lectoraat Sportpedagogiek van de Hogeschool Windesheim, met de betrokken respondenten en in samenwerking met Expertisecentrum PBS Windesheim, een netwerk opgestart om in 2017 de lopende projecten in gezamenlijkheid te blijven volgen.
Sportverenigingen en/of gemeenten die met (onderdelen van) de PBS-aanpak willen werken, kunnen zich melden bij het Lectoraat Sportpedagogiek.
Bronnen
- Lucassen, J., & Kalmthout, J. van (2015). Vitale clubs voor sport en samenleving. Kennisbron voor de stimulering van vitale en open sportverenigingen. Utrecht: Mulier Instituut.
- Arnold Bronkhorst, Harold Hofenk & Nicolette Schipper-van Veldhoven, Eerste praktijkervaringen met PBS in Sportverenigingen, Remediaal-Jrg. 16 (november 2016) nr. 4/5, blz. 28-37
Dit artikel werd geschreven door Willie Westerhof (Kenniscentrum Sport) met medewerking van Marc Orval (verenigingspedagoog team sportontwikkeling gemeente Venlo), Arnold Bronkhorst (hogeschooldocent CALO Hogeschool Windesheim, lid lectoraat Sportpedagogiek), Harold Hofenk (projectleider en docent Instituut voor Sportstudies Hanzehogeschool, lid lectoraat Sportpedagogiek Zwolle) en Nicolette Schipper-van Veldhoven (lector Sportpedagogiek in het bijzonder naar een veilig sportklimaat, Zwolle).
Meer informatie
- Lectoraat Sportpedagogiek van de Hogeschool Windesheim
- Expertise Centrum PBS Windesheim
Dit artikel verscheen ook in Sport, Bestuur & Management, december 2016.