Officieel loopt het project, dat mede gefinancierd wordt door de Europese Commissie en in 2017 begon, eind 2019 af. “In Nederland zijn we in 2014 al gestart. Met NOC*NSF bespraken we toen al de sportuitval die er was onder jongeren. Want die is er zeker. We spreken over de skihelling: een piek gevolgd door een grote daling. De organisaties en landen met wie we samenwerken herkenden dit probleem in hun eigen land. In sommige landen was dat gebaseerd op specifieke onderzoeksgegevens, maar eigenlijk was de problematiek overal hetzelfde.”
“We zijn vervolgens over de grenzen gaan kijken. Zo hebben we tijdens het project onder meer samengewerkt met de Katholieke Universiteit Leuven en de University of Limerick. Dat leverde waardevolle wetenschappelijke analyses op. Dat maakt je onderbouwing veel sterker dan als je alleen maar nationaal bezig bent.”
In hoofdlijnen komen de redenen voor het stoppen met sporten in de leeftijdscategorie van 12 tot 19 jaar hier op neer: gebrek aan motivatie, problemen met school, geen leuke trainer of coach, een bijbaan waarbij ze geld verdienen of verschillende interesses.
“We zijn over de grenzen gaan kijken. Zo hebben we tijdens het project samengewerkt met de Katholieke Universiteit Leuven en de University of Limerick”
Het samenwerkingsproject Keep Youngsters Involved bracht uiteindelijk veertien factoren naar voren. Daarvan is aangetoond dat die een belangrijke rol spelen in het voorkomen van sportuitval bij jongeren en dat het aanslaat in de praktijk als daar wat aan gedaan wordt. Verschillende verenigingen in Europa hebben namelijk al ervaren dat deze factoren ook echt werken om jongeren te binden en behouden bij sport, zo staat te lezen op de projectwebsite.
De veertien factoren
- Autonomie. Zorg dat de jongere een gevoel van vrijheid krijgt. Geef keuze van eigen acties, gedachten en gevoel bij het sporten. Geef jongeren de mogelijkheid om initiatief te nemen en laat ze zelf de regie nemen en zichzelf organiseren.
- Waargenomen competentie/zelfwerkzaamheid. Elke jongere wil vertrouwen hebben in zijn vermogen om een uitdagende taak of een van tevoren gesteld doel te bereiken. Jongeren willen zelfvertrouwen hebben in het onder de knie krijgen van specifieke vaardigheden of in het beheersen van een uitdagende situatie die ze ten uitvoering brengen.
- Verwantschap. Elke jongere wil het gevoel hebben dat hij is opgenomen in het team of onderdeel is van de club. Jongeren moeten zelf en met anderen een gevoel van warmte, genegenheid, veiligheid en acceptatie voelen.
- (Taak)klimaat. Elke jongere wil positieve aanmoediging en waardering krijgen vanuit de omgeving wanneer hij hard werkt, vooruitgang in ontwikkeling laat zien, leert door samenwerking en erin gelooft dat ieders bijdrage belangrijk is.
- Tijd/doel-conflict. Elke jongere wil zijn tijd zo kunnen organiseren dat het mogelijk is om te blijven sporten en bewegen. Sportaanbieders kunnen het beste activiteiten aanbieden op geschikte, flexibele en toegankelijke tijdstippen voor jongeren, zodat ze kunnen blijven deelnemen. Clubs kunnen hierbij zo veel mogelijk rekening houden met de verschillende niveaus van de sportbeoefening van de jongeren (recreatief, gevorderd en selectie).
- Kosten. Elke jongere moet in staat zijn om de kosten te betalen om betrokken te blijven en mee te kunnen doen aan sport. Sportaanbieders moeten de kosten voor deelname laag houden, zodat dit geen belemmering is voor jongeren om te bewegen.
- Verwachtingen. Elke jongere wil weten en begrijpen wat hij kan verwachten van de club als hij lid is. Het gaat om duidelijke verwachtingen op lichamelijk, sociaal en mentaal vlak. Van sportclubs kun je verwachten dat ze rekening houden met het verschil in verwachtingen van jongeren afhankelijk van leeftijd, geslacht en sociaaleconomische status. Kom jongeren daarin zo veel mogelijk tegemoet.
- Waarden. Elke jongere zou moeten geloven in de waarde van sport en bewegen: weten dat het belangrijk is om te sporten en te bewegen in je leven. Sportaanbieders kunnen het nut van deelnemen aan sport en bewegen onder de aandacht brengen.
- Relatie trainer-jongere. Elke jongere wil een effectieve relatie hebben met de trainer en/of coach. Een effectieve relatie omvat basisingrediënten zoals empathisch vermogen, eerlijkheid, ondersteuning, het leuk vinden, aardig zijn, acceptatie, reactief zijn, samenwerken, zorgzaamheid, respect en positief inzicht.
- Peer-betrokkenheid. Elke jongere wil samen met vrienden de sport kunnen beoefenen. Jongeren moeten door andere spelers aangemoedigd worden en vice versa. Jongeren willen niet gepest worden of een vervelend gevoel krijgen als ze deelnemen. Sportaanbieders moeten om die reden mogelijkheden aanbieden waarin jongeren interactie hebben met elkaar en vrienden kunnen maken. Dit kan formeel (georganiseerd, gepland en geëvalueerd) en informeel (niet gepland).
- Ouder-autonomie support. Elke ouder/verzorger zou zijn kind moeten aanmoedigen om aan sport en bewegen te doen. Ouders en verzorgers zouden moeten ondersteunen (transport, materiaal, etc.) als dit mogelijk is, zodat hun kind mee kan doen. Clubs kunnen ouders tegemoetkomen door toegankelijk te zijn; door het beoefenen van de sport niet te duur te maken en aantrekkelijk te zijn voor gezinnen.
- Preventief beleid. Elke club zou beleid moeten hebben tegen uitval van jongeren gebaseerd op de factoren die dit veroorzaken. Een club zou drop-out van jongeren moeten willen voorkomen. Jongeren kunnen ambassadeurs zijn voor deelname en voortdurend betrokken kunnen worden bij de club.
- Toegankelijkheid. De sportaccommodatie moet veilig en gunstig gelegen zijn, zodat iedere jongere deze kan bereiken en zich er veilig en geaccepteerd voelt.
- Type sport of aanbod. Elke jongere wil een sport kunnen beoefenen die hij leuk vindt en deze sport op zijn niveau (recreatief of competitief) kunnen beoefenen, waar hij zich het prettigste bij voelt. Dat betekent inzetten op combinaties van sporten, een naschools sportaanbod of een innovatief aanbod. Daarnaast houden jongeren van nieuwe activiteiten, trends en ontwikkelingen.
Eyeopener
“Deze veertien factoren worden internationaal allemaal hetzelfde beleefd. Het enige verschil is dat sport in ieder land anders wordt georganiseerd”, aldus Dijk. “Vervolgens hebben we met de jongeren gesproken. Dat leverde echt heel interessante gesprekken op en dat was voor ons als partijen wel een eyeopener. De gesprekken deden we met behulp van de ontwikkelde toolkit. Die bestaat niet alleen uit concrete tips, maar ook uit een beschrijving van kaartspelen. Op die manier kun je achterhalen wat ze belangrijk vinden en onderling nuttige ervaringen uitwisselen.”
Enkele voorbeelden die Dijk spontaan noemt zijn: “Bespreek de training na. Wat ging er goed, wat niet? Dat is een voorbeeld van een kaart voor trainers en coaches. Voor clubs is ‘Wijs jongeren op de mogelijkheid om een jeugdraad binnen de eigen club te starten’ een ander voorbeeld. En zo zijn er nog veel meer voorbeelden, waardoor je het gesprek heel goed op gang kunt brengen met de jongeren.”
De producten kunnen worden gebruikt door sportclubs, professionals (coaches/trainers) en vrijwilligers die met jongeren in sport over de hele wereld werken. Enkele andere voorbeelden van gesprekskaarten zijn: bied jongeren een goedkoper lidmaatschap aan in ruil voor het doen van vrijwilligerswerk bij de sportclub en houd een informatiebijeenkomst waarin je de belangrijkste sport- en teaminformatie onder de aandacht brengt. Of wat te denken van toegankelijke wifi, wat het voor jongeren aantrekkelijker maakt om op de sportclub te zijn?
“Goedkoper lidmaatschap of snelle Wifi dragen zelfs bij”
“Alle producten zijn inmiddels in zes talen beschikbaar en zijn terug te vinden op de website. We krijgen ook steeds meer vragen voor presentaties of workshops. Ook was er in maart van dit jaar een grote slotconferentie in ons land van het Europese project. Daar waren veel professionals uit allerlei Europese landen en een groep van dertig jongeren aanwezig. Je zag toen echt het gesprek tussen sportprofessionals en de jongeren op gang komen. De kaarten werkten daarbij heel inspirerend.”
Toolkit
“Het Europese project is formeel ten einde, maar we merken dat er veel aandacht is voor het onderwerp”, zo gaat Dijk verder. “Wel is er ook behoefte aan praktische producten. Dus we hebben 200 kaartdozen gemaakt en beschikbaar gesteld. Een tastbare toolkit dus. Dat maakt toch het verschil en dat hebben we ook echt gemerkt. Een mooi voorbeeld vind ik Portugal. Een land dat eigenlijk niets deed met de sportuitval van jongeren. Ze zijn partner in het project en hebben de toolkit geïntroduceerd bij de zwem-, basketbal- en voetbalbond. En daar streven we ook steeds naar. We willen dit gedachtegoed verder verspreiden om meer jongeren betrokken te houden bij sport.”
Over Keep Youngsters Involved
Keep Youngsters Involved is een Erasmus+Sport-project en liep van januari 2017 tot oktober 2019. Het project is gesubsidieerd door de Europese Unie. De volgende (internationale) partners waren betrokken:
IPDJ – Instituto Portugues Do Desporto E Juventude (Portugal), LIKES – Research Center for Sport and Health Sciences (Finland), NISR – National Institute for Sport Research (Romania), University of Leuven (Belgium), KNZB – Royal Dutch Swimming Federation (Netherlands), TAFISA – The Association For International Sport for All en Kenniscentrum Sport & Bewegen(Nederland).
Op de website van Kenniscentrum Sport & Bewegen is allerlei informatie over dit project te vinden.