Veel sportverenigingen overwegen een contributieverhoging als oplossing om hun begroting sluitend te krijgen. Dat lijkt een voor de hand liggende oplossing wanneer sponsorinkomsten afnemen, de kosten stijgen en de animo voor vrijwilligerswerk daalt. Maar zien de leden van de club dat ook zo? Zijn zij bereid meer te betalen en zo ja, tot welke prijs?
De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) heeft dit onderzocht en ontdekte dat:
- de bereidheid om meer te betalen samenhangt met de hoogte van het inkomen en het opleidingsniveau (weeg de draagkracht van het ledenbestand van jouw club dus mee in je besluit);
- een vereniging met relatief lage contributie op meer begrip kan rekenen voor een contributieverhoging dan verenigingen waarbij de contributie al relatief hoog is;
- tevreden leden eerder bereid zijn meer te betalen dan ontevreden leden. Deze factor kun je als club beïnvloeden: je kunt goed luisteren naar wat je leden willen en inspelen op hun behoeftes. Dat levert dan niet alleen ledenbehoud op, maar ook een grotere bereidheid om bij te dragen aan het voortbestaan van de club.
Trend: contributieverhoging ligt steeds gevoeliger
De HAN deed ook in 2012 al onderzoek naar de prijselasticiteit van verenigingscontributie. Dat onderzoek vond vooral onder leden van tennis- en volleybalverenigingen plaats. Eind 2014 werd er opnieuw onderzoek gedaan, dit keer onder 2.500 leden van voetbalverenigingen. Jelle Schoemaker is docent en onderzoeker Sporteconomie aan de HAN en was één van de onderzoekers: “De nieuwe cijfers sluiten goed aan op de resultaten van het eerdere onderzoek. En ze leveren ook weer nieuwe inzichten op. Wat met name opvalt, is de rol die tevredenheid van de leden speelt bij de maximale bereidheid tot betalen en dat contributieverhoging bij steeds meer leden gevoelig ligt.”
De bereidheid van leden om meer te betalen voor hun contributie lag in het onderzoek gemiddeld op dertig procent. Schoemaker: “Maar dit betekent nog niet dat verenigingen hun contributie ook gemakkelijk kunnen verhogen. Want er zijn relatief veel leden die aangeven hun lidmaatschap op te zeggen bij een contributiestijging. Dat lijkt de afgelopen jaren sterker te zijn geworden. Daardoor leidt een hogere contributie niet automatisch tot meer inkomsten voor de vereniging.”
Clubs moeten voorzichtig zijn
Hoe kunnen sportverenigingen de resultaten uit dit onderzoek het beste inzetten in de praktijk? Schoemaker wil allereerst benadrukken dat er verschil is tussen wat leden zeggen en wat ze vervolgens ook daadwerkelijk doen. Niet iedereen zegt zijn lidmaatschap ook daadwerkelijk op. “Maar verenigingen moeten voorzichtig omgaan met contributieverhogingen. En als die al nodig zijn, moeten clubs er vooral voor zorgen dat leden er begrip voor krijgen. Dat kan door verantwoording af te leggen over bijvoorbeeld nieuwbouw, het wegvallen van een subsidie, et cetera. Ook moeten ze natuurlijk kijken of er nog besparingen mogelijk zijn. Bijvoorbeeld door leden te laten zien hoe de kosten lager worden wanneer ze meer vrijwilligerswerk doen. Dat is ook goed voor de sociale binding binnen de club.”
Bereidheid om meer vrijwilligerswerk te doen
De HAN-onderzoekers ontdekten ook dat de meeste leden niet meer of minder vrijwilligerswerk willen doen in ruil voor hogere of lagere contributie. Toch kan het voor sommige verenigingen interessant zijn om te weten dat twintig tot dertig procent van de leden wel degelijk meer vrijwilligerswerk wil doen in ruil voor een lagere contributie. Dat zijn vooral jongeren, vrouwen en mensen met een laag inkomen. Andersom is er minder bereidheid om meer contributie te betalen als daarvoor in ruil minder vrijwilligers nodig zijn; dat percentage ligt op dertien tot zestien procent van de ondervraagden.
Over de waarde die leden aan het lidmaatschap van een club toekennen en het belang van plezier lees je meer:
Lees de complete factsheet over het onderzoek.