Verdiep je in autisme
Een eerste belangrijke stap is dat je je als trainer verdiept in het thema autisme. Wat is het, wat vraagt het van jou als trainer en van jouw sportclub? Leer hoe je kinderen met autisme kunt benaderen, wat wel en niet werkt, hoe zij in een team functioneren, enzovoorts. Natuurlijk is ieder kind anders, maar kennis helpt om misverstanden te voorkomen en om met jouw training goed aan te sluiten bij de behoefte van kinderen met autisme. Maak het onderwerp bespreekbaar binnen de club en inventariseer de interesse van andere trainers om eventueel gezamenlijk een training over dit onderwerp te volgen. Dat kan bijvoorbeeld met een gratis online training of met een workshop van een dagdeel.
Ga in gesprek
Vraag jonge sporters met autisme wat zij nodig hebben om veilig en met plezier te sporten. Elke persoon met autisme is anders. Wat voor de één werkt, werkt voor de ander niet. Houd er hierbij rekening dat zelfreflectie en zelfinzicht bij mensen met autisme soms minder goed ontwikkeld is. Soms zijn kinderen ook te jong om het zelf goed uit te leggen. Daarom kan het behulpzaam zijn een ouder of begeleider hierbij te betrekken.
Gespreksonderwerpen kunnen zijn:
- sterke en zwakke kanten,
- omgaan met regels,
- welke aanpassingen zouden de sporter helpen (vaste opbouw van de training),
- wensen met betrekking tot de trainingslocatie (licht/ruimte/ligging),
- tijdstippen,
- rustige plek in (aparte) kleedruimte,
- informeren van teamgenoten,
- eventuele mogelijkheden om te sporten met andere sporters met autisme,
- wens tot sporten met een maatje,
- moeilijkheden met teamgenoten,
- begeleiding van het kind tijdens het sporten.
Tips voor de training
Denk vervolgens erover na of en hoe je aan de wensen van de sporter invulling kunt geven. Om kinderen met autisme succesvol te laten sporten is het belangrijk dat je de randvoorwaarden tijdens de training vervult. Hier een aantal voorbeelden daarvan:
- Bieden van structuur: zorgen voor een overzichtelijke, prikkelarme situatie (licht, geluid, aanraking), duidelijke regels (en het naleven hiervan), afbakening van plaats en tijd.
- Tijdig aankondigen van veranderingen zoals een ander veld, andere trainer, andere training, andere opstelling, andere tijd of als dit niet mogelijk is letterlijk ruimte en tijd geven voor het wennen aan de verandering.
- De training een vaste opbouw geven, deze vooraf vertellen en je hier ook aan houden. Duidelijke opdrachten geven, eventueel in tussenstappen. Opdrachten altijd laten voordoen en ondertussen de toelichting geven. Bij voorkeur letterlijk woordgebruik. Voorbeeld: zie je die 4 oranje pionnen? In plaats van: zie je daar dat (denkbeeldige) vierkant?
- Voorspelbaar, consequent en direct zijn.
- Positieve elementen benoemen. Weet welke sterke kanten/interesses de sporter heeft en gebruik deze om contact te maken en zo nodig als beloning. Betrek de sporter bij het geven van de uitleg over een oefening.
- Omgang met ongewenst gedrag. Wees helder, maar niet emotioneel in het geven van feedback. Vermijd het spreken met stemverheffing. Bespreek op rustige toon en vertel het wanneer je geraakt bent. Geef aan wat je ziet (feitelijke gedragingen en de werking van dit gedrag op jou als trainer, teamgenoten en tegenstanders), vraag naar oorzaken en licht toe welk gedrag nodig is om sporten plezierig te houden voor jou, teamgenoten en tegenstanders. Steun de sporter in het aanleren van nieuw gedrag en benoem dit als je het ziet.
- Bescherming tegen pesten van en door de sporter door het afspreken van consequenties van pestgedrag in de vorm van een (door de sporter ongewenste) consequentie aan pestgedrag, zoals een kwartier minder opgesteld worden in de wedstrijd, het bieden van toezicht, het consequent aanspreken van de pester en contact met ouders/begeleiders.
- Denk na over of er mogelijkheden zijn voor de sporter om zich terug te trekken of steun te krijgen tijdens de training en maak hierover afspraken met ouders, hulptrainers of de begeleider van de sporter.
- Ga in gesprek met de club over eventuele gewenste aanpassingen en de achtergrond van de verzoeken.
- Zorg dat je heldere afspraken maakt. Geef terugkoppeling aan de sporter over welke aanpassingen mogelijk zijn en welke niet en wat de afspraken zijn. Kom de afspraken na en zie toe op naleving door anderen.
- Licht (in overleg met sporter) betrokkenen in (teamgenoten, trainers, coach, ouders, begeleider, kantinepersoneel, bestuur). Stimuleer binnen het team het teamgevoel en het erbij horen en creëer openheid over ieders eigen kwetsbaarheden en sterke kanten.
- Ga na in hoeverre ook andere trainers en sporters binnen en buiten de vereniging hun voordeel kunnen doen met meer kennis over autisme en/of de aanpassingen die je gedaan hebt en informeer hen.
Onderzoek
Zoals gezegd vindt er heel wat onderzoek plaats naar welke factoren nu belangrijk zijn en welke zaken lijken te werken om kinderen met autisme zich in de sport zo goed mogelijk te laten ontwikkelen. Over deze zogenaamde werkzame elementen lees je hier.
Meer weten? Vind publicaties over sport en bewegen voor kinderen met autisme in de Kennisbank Sport en Bewegen. Bekijk ook de factsheet: Sport en bewegen voor mensen met gedragsproblemen en/of autisme spectrum stoornis.