Volgens het RIVM is het lastig in te schatten hoeveel mensen in Nederland een verstandelijke beperking hebben. Het Sociaal Cultureel Planbureau schat dat er in Nederland in 2013 ongeveer 142.000 mensen met een verstandelijke beperking zijn volgens de klassieke definitie; dat wil zeggen dat het gaat om mensen met een IQ dat lager is dan 70. Het gemiddelde IQ van een bevolking is altijd 100; je kunt dat meten door een test te doen.
Dit aantal is bijna 1% van de bevolking. Iets minder dan de helft van deze groep, ongeveer 68.000 mensen, heeft een ernstige verstandelijke beperking. De rest, ongeveer 74.000 mensen, heeft een licht verstandelijke beperking. Maar wanneer spreken we van een verstandelijke beperking. Internationaal zijn de volgende criteria gesteld:
- Een IQ lager dan 70;
- Bijkomende tekorten of belemmeringen in het aanpassingsvermogen. De aanpassingsvaardigheden zijn onder te verdelen in drie hoofdgroepen: conceptuele vaardigheden (bv lezen, schrijven, taal, uitdrukkingsvaardigheid), sociale vaardigheden (bv. zelfvertrouwen, verantwoordelijkheid, zich houden aan regels) en praktische vaardigheden (activiteiten gerelateerd aan het dagelijks leven zoals aankleden, eten, mobiliteit).
- De verstandelijke beperking komt voor het 18e levensjaar tot uiting.>
Een verstandelijke beperking is dus niet altijd zichtbaar. Hoe zwaarder iemands verstandelijke beperking is, des te vaker hij of zij ook lichamelijke beperkingen heeft.
Sportaanbod voor mensen met een verstandelijk beperking
Toch kunnen veel verstandelijk gehandicapten in georganiseerd verband sporten. Dat biedt hen de mogelijkheid tot sociaal contact, fysieke ontwikkeling en het verbeteren van zelfvertrouwen en geeft hen bovenal veel spelplezier.
Het sportaanbod voor mensen met een handicap in het algemeen de afgelopen jaren toegenomen, mede dankzij Special Olympics en deze programma’s:
- Zo kan het ook!
- Special Heroes
- Uitdagend Sportaanbod voor Gehandicapten
- Grenzeloos Actief
Meer draagvlak en tegelijk meer drempels
Special Olympics is daarbij een van de belangrijkste promotors van sport en bewegen. Daarnaast zijn meer scholen in het speciaal onderwijs met sportverenigingen gaan samenwerken. Ook binnen woonzorglocaties is steeds meer draagvlak voor sporten en bewegen voor mensen met een verstandelijke beperking.
Tegelijkertijd zijn er nog veel drempels te nemen. De helft van de sporters met een verstandelijke beperking ervaart belemmeringen tijdens het sporten. Die zijn van persoonlijke aard, of ze kunnen niet meekomen met andere deelnemers. Maar ook hoge kosten voor bijvoorbeeld lidmaatschap, sportspullen of speciaal vervoer zijn een hindernis, evenals gebrek aan voldoende en deskundige begeleiding tijdens een activiteit.
Woonzorginstellingen: sport- en beweegdeelname
Bewoners van woonlocaties sporten en bewegen minder dan verstandelijk gehandicapten die thuiswonend zijn. Ruim een kwart van de woonlocaties geeft aan dat 75% van hun bewoners deelneemt aan sport of bewegen in de vrije tijd. Ruim een kwart van de woonlocaties geeft aan dat dit lager ligt, namelijk 50-74% van de bewoners. De overige woonlocaties geven aan dat minder dan de helft van hun bewoners deelneemt aan sport en bewegen in de vrije tijd.
“Sommige bewoners hebben nu eenmaal niets met bewegen”, vertelt bewegingsagoog Conny Jabaay in een interview over praktische ondersteuning voor begeleiders. “Zo was er op een woonlocatie in Oude-Tonge een bewoner die bewegen vreselijk vond, maar taken deed hij wel graag. Er was ook een begeleider die, aardig als ze was, regelmatig na haar werk de flessen wegbracht. Vanaf de locatie is dat 10 minuten lopen. Inmiddels heeft die bewoner nu 3 keer per week de taak ‘flessen wegbrengen’ en loopt hij 10 minuten heen en 10 minuten terug. Zo is hij, zonder dat het bewegen wordt genoemd, toch actief.”
Onder de bewoners die wel regelmatig sporten of bewegen is zwemmen de meest beoefende sport in de vrije tijd. Ook fitness, wandelen en voetbal zijn populair. Met name wandelen en fietsen worden veel incidenteel beoefend.
Gebrek aan personeel en vrijwilligers
Knelpunten bij het stimuleren van sport en bewegen bij cliënten in zorginstellingen zijn volgens medewerkers van woonlocaties het gebrek aan personeel en vrijwilligers. Ook het gebrek aan tijd om cliënten te begeleiden is een knelpunt, evenals het vervoer, de motivatie en de lichamelijke gesteldheid van cliënten.
In de monitor (On)beperkt Sportief 2013 noemt meer dan de helft (56%) van de medewerkers van de woonlocaties het gebrek aan personeel en vrijwilligers. Onvoldoende vrijwilligers (50%), onvoldoende tijd (46%) en problemen met vervoer (42%) volgen daarna. Ook spelen onvoldoende interesse bij cliënten, de ontoereikende lichamelijke gesteldheid,, onvoldoende ruimte, de tijdrovende organisatie, onvoldoende informatie over activiteiten in de omgeving en onvoldoende kennis in de instelling een rol. Een vijfde van de medewerkers in de woonlocaties geeft aan dat er onvoldoende materiaal is en te weinig samenwerking met organisaties in de omgeving. Tot slot geeft acht procent aan dat de directie er weinig behoefte aan heeft.
Succesfactoren in instellingen
Belangrijke succesfactoren voor het stimuleren van sport en bewegen in de instellingen voor mensen met een verstandelijke handicap zijn volgens de instellingen:
- draagvlak van het management;
- een goede samenwerking tussen de afdelingen;
- ruimte om te experimenteren;
- het aanstellen van enthousiaste projectleiders;
- het motiveren van persoonlijke begeleiders; en
- de juiste inzet van communicatiemiddelen.
Sporten en bewegen: vanuit eigen initiatief
Voor het beoefenen van een sport is bijna een derde (29%) van de sporters met een verstandelijke handicap lid van een sportvereniging. Een kwart sport via de instelling (26%). Een zevende (15%) sport ongeorganiseerd. Een tiende sport via een fitnesscentrum of andere commerciële aanbieder of georganiseerd door een (dag)activiteitencentrum (11%). Binnen de leeftijdscategorieën zien we dat sporters met een verstandelijke handicap onder de veertig jaar de sportvereniging het meest noemen als verband waarin ze sporten. Voor de categorieën van veertig jaar en ouder geldt dat voor sporten via een instelling.
Sporters met een verstandelijke beperking die lid zijn van een sportvereniging sporten het meest bij een vereniging die aparte groepen voor mensen met een handicap (44%) heeft en sportverenigingen die specifiek bedoeld zijn voor mensen met een handicap (42%). 14% Is in 2012 lid van sportverenigingen die geen speciale groepen voor mensen met een handicap hebben. Zij sporten in reguliere teams.
Bekijk hier een video over passend voetbal van de KNVB:
Individu: sport- en beweegdeelname
Volgens hun naasten en vertegenwoordigers nemen bijna alle verstandelijk gehandicapten, 92 procent, deel aan beweegactiviteiten, zoals lopen en fietsen van of naar werk, school of winkels en bijvoorbeeld tuinieren. Dit blijkt uit het Nivel onderzoek: Panel Samen Leven (PSL).
Vertegenwoordigers van mensen met een lichte verstandelijke handicap geven aan dat hun naaste vaak niet gemotiveerd is om te sporten. Zij geven aan dat hun naaste vaker belemmeringen ervaart die te maken hebben met de eigen effectiviteit en zelfvertrouwen. Een kwart van de sporters ervaart belemmeringen in de omgeving. Deze belemmeringen zijn bijvoorbeeld het sportaanbod zelf (13%) of organisatorisch van aard (12%).
Succesfactoren voor sportdeelname
Hoe kan het voor mensen met een verstandelijke handicap gemakkelijker worden gemaakt om sportieve activiteiten te ondernemen? Meer vrijwilligers en begeleiding wordt het meest genoemd door vertegenwoordigers of naasten (17%), evenals het idee dat hun naaste meer gestimuleerd en gemotiveerd moet worden tot sportdeelname. Ook geven vertegenwoordigers aan dat een betere integratie binnen de reguliere sportclubs wenselijk is (14%). Het vervoer verbeteren wordt door tien procent van de vertegenwoordigers wenselijk geacht.
Persoonlijke motivatie van mensen met een verstandelijke beperking
Gezondheid is het meest genoemde motief om te sporten (58%) door vertegenwoordigers van mensen met een verstandelijke beperking. Met een klein verschil staan plezier en ontspanning op de tweede plaats (56%). Bijna de helft (41%) sport voor de gezelligheid en de contacten met anderen.
Georganiseerde sport
De sportbonden merken dat de organisatie van de gehandicaptensport niet vanzelf gaat. Een op de drie bonden geeft aan dat het toch lastiger is dan verwacht. Het merendeel van de bonden (85%) geeft aan één of meer knelpunten bij de organisatie van gehandicaptensport te ervaren. Sportverenigingen staan zeker niet negatief tegenover meer leden met een handicap maar zien hiervoor wel een aantal belemmeringen. Het meest genoemd wordt: te weinig opgeleide trainers en begeleiders, te weinig vrijwilligers om deze groep te begeleiden of een accommodatie die niet geschikt is.
De animo om meer leden met een verstandelijke beperking aan de sportvereniging te binden, ligt hoger onder verenigingen die al sporters met een handicap hebben dan bij verenigingen zonder leden met een handicap. Zorginstellingen beamen dit het als het gaat om hun cliënten, mensen met een verstandelijke handicap, zo blijkt uit evaluaties van Zo kan het ook!. Verenigingen zonder leden met een handicap voeren aan dat zij niet weten hoe passend aanbod gecreëerd kan worden, dat leden met een handicap niet passen binnen de vereniging en dat men nog nooit heeft nagedacht over sporters met een handicap binnen hun sportvereniging.
Het G-team van SDC
Marcel, 21 jaar oud, voetbalt sinds twee jaar bij SDC in Putten. Eerder was hij nooit lid van een vereniging, omdat dat lastig is vanwege zijn gecombineerde verstandelijke en motorische beperkingen. Monique, zijn moeder, stimuleerde hem om deel te nemen, zodat hij wat meer sociale contacten op kon doen. In het G-elftal van SDC heeft Marcel helemaal zijn draai gevonden. Marcel: “Het is leuk om wat met anderen te doen. We hebben nu ook een WhatsApp groep en dan spreken we af en gaan we op vrijdagavond samen uit”. Monique: “Het is goed om te zien dat hij ergens bij kan horen en mee kan komen. Het gaat in dit team niet om winnen of prestaties, maar om meedoen en lol in de sport. Dat hij daardoor ook nieuwe vrienden maakt is heel fijn en dat maakt dat hij graag naar de voetbaltraining gaat.”