Alles over sport logo

Kinderen in armoede meer laten bewegen: zo pakt Dordrecht het aan

Kenniscentrum Sport & Bewegen vormde begin dit jaar met vijf gemeenten een aanvoerdersgroep rond het thema kansenongelijkheid in sport- en beweegdeelname van jeugd naar sociaaleconomisch milieu. De deelnemende gemeenten werken gedurende het traject aan hun eigen vraagstukken. In een serie van vijf artikelen delen zij hun ervaringen, doelen en leerpunten. In deel 1: Dordrecht, dat sport en bewegen tot een routine wil maken in het leven van jonge gezinnen in vier buurten in het westen van de stad.

Voor de gemeente Dordrecht kwam de aanvoerdersgroep op een mooi moment, vertelt Arthur van Moorst, strategisch beleidsadviseur Sport. “We hebben recent ons sportbeleid en armoedebeleid herijkt, en ook het gezondheidsbeleid wordt momenteel vernieuwd. We wilden deze onderwerpen beter bij elkaar brengen. Zo staat in onze Sportvisie: we willen met sport en bewegen bijdragen aan een gelukkiger, gezonder en sterker Dordrecht. Daarbij focussen we ons op specifieke doelgroepen, waaronder mensen met weinig leefgeld.”

Volgens Van Moorst is het gelukt om de verbindingen op beleidsniveau te leggen. “Maar ja, met alleen een goed verhaal op papier kom je er niet. Je moet het naar de praktijk vertalen. De aanvoerdersgroep bood een mooie kans om daar gericht aan te werken. We waren bovendien benieuwd: hoe doen andere gemeenten dit?”

Lees aan welke vraagstukken de gemeenten uit de aanvoerdersgroep werken.

Bewegen als routine in het gezin

Welke doelen heeft de gemeente geformuleerd in het traject? “Op langere termijn willen we sport en bewegen een routine maken in het leven van jonge gezinnen in vier buurten in Dordrecht West,” aldus Van Moorst. “Uit onderzoek blijkt namelijk: als sport en bewegen routine is in het gezin, is de kans dat iemand een leven lang blijft sporten en bewegen veel groter.”

Het doel op korte termijn: in gesprek komen met de doelgroep, de gezinnen van zo’n 900 kinderen van 0 tot 6 jaar in vier buurten in Dordrecht West, om hun belemmeringen weg te nemen. “We gaan gesprekken voeren in de wijk om te ontdekken hoe we sporten en bewegen gemakkelijker kunnen maken voor deze groep. Zo hopen we bovendien te ontdekken wat wel en niet werkt, zodat we het daarna verder kunnen uitrollen, aangepast per situatie.”

Lees ook de feiten en cijfers over gemeentelijk armoedebeleid, jeugd en bewegen.

Drempels ontdekken en verlagen

Door het gesprek te voeren met de doelgroep, hoopt de gemeente vooral de behoeften en knelpunten rondom beweegparticipatie voor haar inwoners goed in kaart te brengen. Van Moorst: “Het is niet zo simpel als: we regelen een pas zodat mensen gratis kunnen sporten en dan vinden ze de weg wel. We weten al veel over mogelijke belemmeringen en willen dit vertalen naar onze situatie op lokaal niveau. We willen daarbij niet alleen informatie ophalen bij deze doelgroep, maar ze vooral dat ‘vonkje’ helpen vinden om de eerste stap te zetten naar een actievere leefstijl.”

Een soort aanpak op maat dus, waarvoor sport- en beweegcoaches gemiddeld acht uur per traject beschikbaar zijn. Van Moorst: “De ene persoon vindt het bijvoorbeeld fijn gezamenlijk kennis te maken bij een vereniging, de ander is onbekend met het aanbod. Weer een ander weet gewoonweg niet hoe sport en bewegen te organiseren in het gezin. Het ene traject vraagt misschien meer een-op-een aandacht dan het andere.” 

Als een dergelijke aanpak van de sport- en beweegcoaches werkt, gaat de gemeente kijken hoe ze dit breder kan uitrollen. De sport- en beweegcoaches gaan monitoren hoeveel mensen ze komende tijd spreken, hoeveel trajecten dat oplevert en hoe intensief die zijn. Het idee is dat de groep gezinnen steeds groter wordt door het netwerk van de mensen zelf te benutten. “Misschien zijn trajecten dan ook goed samen op te pakken. Bovendien verwachten we dat andere professionals in de wijk een actievere rol kunnen en willen spelen bij positieve uitkomsten. Zij willen echt wel over dit onderwerp in gesprek, maar het is nog zoeken hoe het precies een plek in hun reguliere werkzaamheden kan krijgen.” 

Benutten wat er al is

Om beter aan te sluiten op wat er al is, heeft Dordrecht eerder in het aanvoerderstraject de buurten in kaart gebracht. “We keken: wat zit er aan organisaties, welke netwerken zijn er? In veel wijken wordt al een inloop georganiseerd voor jonge ouders en hun kinderen. Op deze natuurlijke momenten laten we onze sportcoaches ‘infiltreren’. We hebben onze partners daar – denk aan welzijnswerkers van het sociaal wijkteam – nodig om het gesprek op een goede en natuurlijke manier te voeren met ouders. We zijn ook in gesprek met de moskee, de peuterspeelzaal, scholen en het consultatiebureau om het onderwerp ‘actieve leefstijl’ mee te nemen in hun ontmoetingsmomenten met ouders. Ook sparren we met de woningbouwcoörperatie hoe we de plantsoenen die zij in de wijken aanleggen beter kunnen benutten om bewoners actief te krijgen.”

We hebben eerst de buurten in kaart gebracht: wat zit er al, welke natuurlijke netwerken zijn er? Nu weten we welke ontmoetingsmomenten we kunnen benutten voor het gesprek.

Arthur van Moorst, strategisch beleidsadviseur Sport bij gemeente Dordrecht

Waar staat de gemeente over een half jaar? “Hopelijk hebben we dan antwoorden op onze vragen en zijn de concrete acties voor deze buurten helder. Verder zou het mooi zijn als we een framework hebben voor de uitrol naar andere stadsdelen.”

Frisse blik

Het aanvoerderstraject heeft de gemeente volgens Van Moorst geholpen om met een frisse blik naar haar aanpak te kijken. “We doen het nu echt anders. Vroeger zouden we sneller zelf een beweegactiviteit gaan organiseren. Of we zouden denken: men weet niet welk aanbod er is of hoe belangrijk bewegen is, we organiseren een bijeenkomst om het uit te leggen. Nu kiezen we ervoor het veel meer samen te doen. Met de doelgroep, om hun behoeften en knelpunten helder te krijgen en te zoeken naar oplossingen. Maar ook benutten we beter de bestaande netwerken; we sluiten aan bij partners in de wijk en de plekken waar men toch al komt.”

Verwacht Van Moorst nog uitdagingen de komende periode? “Het is misschien best lastig om de gewenste informatie op te halen en een vertrouwensband te creëren. Dat vraagt energie, tijd, goede gespreksvaardigheden. Ik ben nieuwsgierig hoe dat zal uitpakken.” Ook voor het monitoren en evalueren van de aanpak gaat de gemeente nog om tafel. “Dan is het fijn dat je onderdeel bent van de aanvoerdersgroep voor wat extra denk- en doekracht.”

Maak het klein en doe het samen

Welke tips heeft de beleidsadviseur voor andere gemeenten? “Maak het klein. Richt je op een specifieke leeftijdsgroep, buurt, problematiek. Als je dat eerst goed neerzet, kun je de basis verder uitrollen. Bovendien is de kans daardoor groter dat je concreet kunt zeggen: dit hebben we afgelopen periode bereikt.” Daar komt bij: als je het klein maakt, maak je het behapbaar. “Ook voor je collega’s op andere domeinen. Belangrijk, want je moet er sámen voor willen gaan. Maak dus duidelijk: als mensen meer bewegen, draagt dat óók bij aan de beleidsdoelstellingen op armoede en gezondheid, wellicht jeugd.”

Volgens Van Moorst helpt het dan ook om op beleidsniveau de thema’s met elkaar te verbinden. “Als in de verschillende beleidsstukken staat dat de uitvoerders ervan in feite hetzelfde doel hebben, heb je een prettige basis om vanuit te werken. Natuurlijk moeten ze elkaar ook in de praktijk vinden, maar de weg is vrijgemaakt.” Toch gelooft hij dat ook gemeenten die hun beleid momenteel niet herijken aan de slag kunnen. “Er zijn altijd haakjes te maken in je beleidsstukken.” Tot slot: “Weet dat veel andere partijen ook met deze vraagstukken bezig zijn. Benut de contacten elders in het land om op gang te komen. Dat vind ik zo waardevol aan dit traject: al die verschillende casussen, we leren echt van elkaar.”

Meer lezen

Foto: ANP


Artikelen uitgelicht


Meedoen door sport en bewegen
In de wijk
Jongeren, Kinderen
public, professional
praktijkvoorbeeld
beleidsontwikkelingen, gezondheidsbevordering, in beweging brengen, lage inkomens