Alles over sport logo

Ondersteuning van de motorische ontwikkeling: samenwerking tussen school en ouders

Veel kinderen bewegen te weinig. Dat leidt tot een afname van motorische vaardigheid en fitheid. Terwijl goede motorische vaardigheden juist bijdragen aan plezier en zelfvertrouwen tijdens de gymles, het buitenspelen en de sportvereniging. Daarom ontwikkelde de Hogeschool van Amsterdam (HvA) met de gemeente de Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek (OBM) voor kinderen met een motorische achterstand. De samenwerking tussen school en ouders is hierbij cruciaal, maar kent uitdagingen. Dit leidde tot het onderzoeksproject Pepa. De uitkomst? Een toolkit die onderwijs- en zorgprofessionals helpt beter samen te werken met ouders. In dit artikel lees je erover.

De Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek (OBM) is een aanpak die door het lectoraat Bewegen in en om School (Hogeschool van Amsterdam) in samenwerking met de gemeente Amsterdam is ontwikkeld. Binnen de OBM werken professionals samen aan het tijdig signaleren van motorische achterstanden en het bieden van passend bewegingsonderwijs, extra aanbod en waar nodig zorg.

De ondersteuningsroute start met het afnemen van de vier-vaardigheden-test bij kinderen uit groep 3. Op basis daarvan zijn er drie mogelijke uitkomsten: een groene, oranje of rode score. Een groene score geeft aan dat de motorische ontwikkeling past bij de leeftijd van het kind. Een oranje en rode score zijn een indicatie van respectievelijk een matige en ernstige motorische achterstand.

Voor de kinderen die oranje of rood scoren bepaalt de vakleerkracht bewegingsonderwijs samen met de groepsleerkracht en intern begeleider van de school wat de vervolgstappen zijn. Voor kinderen met een oranje score wordt geadviseerd om in gesprek te gaan met ouders en extra beweegaanbod te verzorgen, bij voorkeur in de vorm van motorische remedial teaching (MRT) of Gym+. Voor kinderen die rood scoren, wordt in overleg met ouders een jeugdarts ingeschakeld. De jeugdarts bepaalt of er meer onderzoek of behandeling nodig is en verwijst het kind door naar bijvoorbeeld een kinderfysiotherapeut of kinderarts.

In de praktijk

Maarten van Beek werkt als vakleerkracht bewegingsonderwijs op basisschool Aldoende in Amsterdam. Hij werkt al twee jaar met de OBM. Dit bevalt hem heel goed. Hij geeft aan dat het fijn is om een motorische test te hebben om achterstanden te signaleren en kinderen te volgen. Vaak bevestigen de scores je vermoeden, maar soms verrast het als bepaalde kinderen achterblijven in bijvoorbeeld balansvaardigheden. Er zijn nu 12 kinderen voor wie hij Gym+-lessen geeft. Maarten: “Als het lukt qua planning doe ik tijdens de Gym+-lessen onderdelen die de volgende gymles aan bod komen zodat kinderen al een beetje weten wat ze kunnen verwachten en meer zelfvertrouwen hebben in de les.”

Maarten geeft aan dat hij in gesprek gaat met alle ouders waarvan kinderen een oranje of rode score hebben gehaald. Hij vertelt dan aan ouders wat er opvalt tijdens de gymles en gaat met ouders in gesprek over bewegen en wat zou kunnen helpen. Door in gesprek te gaan worden ouders zich meer bewust van de achterstand. Door kleine aanpassingen op school en thuis kan een kind een achterstand vaak snel wegwerken. Maarten: “Je ziet echt verbetering bij kinderen, ze worden vaardiger en zelfverzekerder. En ook ouders komen bijvoorbeeld trots vertellen dat hun kind nu op judo zit.”

Toch staan niet alle ouders hiervoor open. Er zijn ook ouders met opvattingen zoals: ‘Mijn kind houdt gewoon niet zo van bewegen’, ‘Ik was ook een laatbloeier’ of ‘Mijn kind heeft een gezond gewicht dus er is niets aan de hand’. Maarten: “Ik noem altijd dat het geen oordeel is en niets met het rapport te maken heeft, maar dat het gaat over gezond opgroeien.” Je kunt bijvoorbeeld aangeven dat jij als professional denkt dat het kind wel houdt van bewegen, maar dat het kind het spannend vindt in een grote groep. Extra lessen in kleine groepjes kan dan een goede oplossing zijn. Ouders kunnen vervolgens zelf zien en ervaren hoe hun kind reageert op de extra ondersteuning. Maarten: “We bereiken niet alle ouders, maar de grootste groep wel.”

Partnerschap met ouders

Dayenne L’Abée, onderzoeker bij de HvA, geeft aan dat de samenwerking tussen vakleerkrachten bewegingsonderwijs en ouders vaker een uitdaging is. Dayenne: “Bij de implementatie van de OBM merkten we dat vakleerkrachten bewegingsonderwijs het moeilijk vinden om in gesprek te gaan met ouders. Dit terwijl het juist heel erg helpt als ouders betrokken zijn en hun kinderen thuis stimuleren om te bewegen.” Dat was dan ook de aanleiding voor het Pepa onderzoeksproject. Dayenne: “We hebben tijdens het onderzoek gezien dat vakleerkrachten bewegingsonderwijs een stevigere rol krijgen als ze dit partnerschap aangaan met ouders. Ze zijn expert als het gaat om bewegen en worden hierdoor ook meer zo gezien door ouders en andere professionals.” Dit vraagt wel van vakleerkrachten dat ze over een drempel heen stappen, zichtbaar worden binnen de school en duidelijk maken waar ze voor staan.

Het onderzoeksproject heeft geresulteerd in de Toolkit Pedagogisch Partnerschap. In de toolkit is informatie te vinden over wat een partnerschap met ouders inhoudt, wat de belangrijkste elementen zijn en hoe je dit kunt aanpakken. Als vakleerkracht kun je bijvoorbeeld denken aan het organiseren van een ouderavond over het belang van bewegen, het voeren van oudergesprekken of het organiseren van een open gymles waar ouders mee kunnen kijken. Ook voor andere onderwijsprofessionals en zorgprofessionals staan in de toolkit veel praktische tips.

Aan de slag

Wil je aan de slag met de OBM en het pedagogisch partnerschap met ouders? Begin met een startbijeenkomst met de intern begeleider, de vakleerkracht bewegingsonderwijs, de groepsleerkrachten van groep 3, de jeugdarts of kinderfysiotherapeut en eventueel de buurtsportcoach als die sportactiviteiten organiseert voor de kinderen van de school. Bespreek de mogelijkheden en maak samen een plan voor wanneer er wordt gemeten, wanneer er gesprekken met ouders plaatsvinden en de extra ondersteuning die zal worden aangeboden. De toolkit biedt alle informatie die je nodig hebt om te starten. Daarnaast kan het helpen om in gesprek te gaan met scholen waar dit al wordt geïmplementeerd. Bij vragen is het altijd mogelijk om contact op te nemen met de HvA.

Belangrijk om te onthouden is dat de implementatie van de OBM en het partnerschap met ouders door de jaren heen moet groeien. Maarten: “Als beginnende vakleerkracht moest ik vlieguren maken. Veel gymlessen geven en de kinderen en de school leren kennen. Dit heb ik gedaan, maar het contact met ouders ontbrak.” Op een gegeven moment is het belangrijk om de stap te zetten om in contact te komen met ouders. En ook dat heeft tijd nodig. Maarten: “Eerst waren er veel vragen, wat is dat voor test, wat gebeurt er met die gegevens, maar op een gegeven moment hoort het bij de school en gebeurt het gewoon. Door de OBM blijft wat de vakleerkracht opvalt niet alleen binnen de muren van de gymzaal. De toolkit biedt houvast voor vakleerkrachten en het toepassen ervan heeft een meerwaarde voor alle kinderen met een motorische achterstand.”

Bronnen

  1. CBS, RIVM. Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor overzicht kernindicatoren sport en bewegen. Geraadpleegd op: 24 maart 2025. Beschikbaar via: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren/beweegrichtlijnen
  2. Mombarg R, de Bruijn AGM, Smits IAM, Hemker BT, Hartman E, Bosker R, Timmermans A. Development of fundamental motor skills between 2006 and 2016 in Dutch primary school children. Phys Educ Sport Pedagogy. 2023;28(6):583-600. doi: 10.1080/17408989.2021.2006621.
  3. Anselma M, Collard DCM, van Berkum A, Twisk JWR, Chinapaw MJM, Altenburg TM. Trends in neuromotor fitness in 10-to-12-year-old Dutch children: A comparison between 2006 and 2015/2017. Front Public Health. 2020;8:559485. doi: 10.3389/fpubh.2020.559485.

Artikelen uitgelicht


Gezonde leefstijl
Onderwijs
Kinderen
Gymnastiek
public, professional
feiten en cijfers
bewegingsonderwijs, gezondheidsbevordering, motorische ontwikkeling, ouderbetrokkenheid