Levensgebeurtenissen zijn gamechangers, zegt Jasper van Houten, sportsocioloog en docent-onderzoeker aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Hij deed onderzoek naar de invloed van deze gebeurtenissen, waar iedereen mee te maken krijgt. “Het is bekend dat sportparticipatie afneemt naarmate mensen ouder worden, vooral in de overgang naar volwassenheid. Dat riep bij mij de vraag op: wat gebeurt er dan precies in die fase?”
Van Houten ontdekte dat leeftijd niet veel hoeft te zeggen. “Levensfase is inhoudelijk veel informatiever.” Van de start op de middelbare school of bij een nieuwe baan tot samenwonen of de geboorte van een kind – het verband is dat mensen te maken krijgen met een nieuwe rol. Gevolgen zijn minder tijd en meer vermoeidheid. “Je wordt werknemer, partner of ouder. Dat geeft nieuwe kansen, maar vooral belemmeringen. Je moet opnieuw afwegen of je nog wel kunt of wilt sporten.”
Starten met een sport in het algemeen en in een clubsetting | Stoppen met een sport en beëindigen van een clublidmaatschap | Aantal sporten, sportfrequentie, sportverband | Waarom en hoe belangrijke levensgebeurtenissen sportdeelname beïnvloeden | |
---|---|---|---|---|
Gaan studeren | X | |||
Zelfstandig gaan wonen | X | X | X | |
Verlaten voltijdsonderwijs | X | X | ||
Beginnen met werken | X | X | X | X |
Relatie aangaan | X | X | ||
Gaan samenwonen of trouwen | X | X | X | X |
Vader of moeder worden | X | X | X | X |
Kinderen gaan uit huis (‘empty nest’) | X | |||
Met pensioen gaan | X |
De crux is volgens Van Houten “het maken van slimme combinaties”. “Combineer sportactiviteiten met verantwoordelijkheden in een nieuwe rol. Een sportclub kan zichzelf school- en huiswerkvriendelijk maken met faciliteiten, trainingen aanbieden op vrijdagavond, voor studenten die naar hun ouders gaan in het weekend, en abonnementen maken voor verschillende doelgroepen.”
Andersom geldt dat ook voor scholen en werkgevers, zegt Van Houten. “Stimuleer actief vervoer, neem actief meubilair, faciliteer sport vóór of na werk.” Hij ziet verschillen tussen sporten. “Bij tennis of padel is sporten met vrienden gewoonte, maar bij sommige sporten is dat ondenkbaar. Een familie-abonnement zie ik nog weinig, of de mogelijkheid voor ouders om te hardlopen of fitnessen tijdens de hockeytraining van de kinderen.”
Wet van de minste inspanning
Blijven sporten rond een levensgebeurtenis heeft te maken met gedrag, weet Sven van As, gedragsonderzoeker aan de Radboud Universiteit. Hij noemt het voorbeeld van thuiskomen na een lange dag werken, met het gevoel dat je tank is leeg. “Het gevolg: dat voornemen van hardlopen verwatert, en je eindigt op de bank met Netflix. We zullen dus dat bewegen moeten inpassen in ons dagelijks leven.”
Van As noemt meer voorbeelden van de “wet van de minste inspanning”. Olifantenpaadjes, afsnijdroutes in de openbare ruimte waarbij je op je bestemming komt op een manier die makkelijker is. Fietsstallingen waarbij de fietsen alleen in de onderste rekken staan, niet in de bovenste. En op je werk de lift nemen in plaats van de trap.
Maar kijk je in de winter naar Nederland, dan zie je ook mensen die veel moeite doen om te kunnen schaatsen op natuurijs. Van As: “Het gaat blijkbaar ook om de balans tussen de inspanning en de beloning. Wil jij jezelf of anderen in beweging krijgen? Speel dan met die balans. Als het gaat om beloning, kun je je afvragen: wat vind je leuk? Samen sporten, de natuur in of een sport met adrenaline? En waar doe je het voor: medailles, kudo’s op een app of een prachtig lichaam voor op het strand?”
De vraag rond inspanning is eenvoudig: kan het makkelijker? “En vaak kan dat. Op fysiek niveau kun je je gewichten wat lichter maken, of je hardlooprondje wat inkorten. Dat kun je ook mentaal doen, bijvoorbeeld door een vast moment op de dag of week te kiezen.”
Voortgezet onderwijs: een nieuwe norm
De overgang van primair- naar voortgezet onderwijs is een van de grootste afhaakmomenten in sportdeelname. “Na groep acht lijken kinderen alles vergeten over bewegen”, zegt Antoin Hoovers, gymdocent en eigenaar van The Funground. “Kinderen krijgen dan een nieuwe norm mee. De speeltuin is niet meer voor jouw leeftijd, hangen of op je telefoon hoort erbij. Ieder kind wil graag bewegen op zijn of haar niveau, maar de mogelijkheid daartoe ontbreekt nu op het voortgezet onderwijs.”
Lees in dit artikel hoe Hoovers een leven lang bewegen stimuleert op zijn eigen middelbare school in Den Haag.
“Veel kinderen doen op de basisschool de sport die hun ouders doen of vriendjes”, weet Fieke Uwland, projectleider ShuffleSports van Special Heroes. “Op het voortgezet onderwijs raken ze zich bewust van wat ze zelf willen of juist niet willen. Kinderen met gebrek aan zelfvertrouwen haken dan sneller af.”
Hoovers en Uwland vinden het belangrijk dat de omgeving van scholieren in het voortgezet onderwijs wordt aangepakt. Daarbij zou de autonomie en regie bij de kinderen moeten liggen. Uwland: “Bied extra aanbod aan, in een veilige omgeving. Zodat kinderen op school met hun vrienden kunnen bewegen. Dat neemt de drempel weg van ’s avonds naar de sportvereniging. Ook leg je zo de focus niet op prestatie, maar op het sociale aspect.”
Belang van beroepsvitaliteit
Waar leerlingen in het voortgezet onderwijs nog gymnastiek hebben, vervalt dat in het middelbaar beroepsonderwijs. Toch zou je ook in aanloop naar een werkend leven het belang van bewegen moeten benadrukken, zegt Rick Kleinhesselink, beleidsadviseur Graafschap college Doetinchem. “Je komt bij ons een beroep leren. Een kapper leert knippen en kleuren. Maar wat heb je nog meer nodig om dat beroep goed te kunnen doen? Een kapper staat de hele dag. Daarom is beroepsvitaliteit onderdeel van de opleiding, zodat het later hopelijk wordt meegenomen in het werkveld.”
Kleinhesselink noemt het “duwtjes de goede kant op geven”. “Dat is ook experimenteren met wat wel en niet werkt. We moeten goed luisteren naar wat de mensen zelf willen.” Dat beaamt Yannick de Korte, specialist beweeggedrag bij Kenniscentrum Sport & Bewegen. “Het is belangrijk om te luisteren naar de behoeften van de werknemer. Wil die wel op de fiets naar het werk? Is de fysieke omgeving te verbeteren om bewegen aantrekkelijk te maken?”
De taal van de doelgroep spreken, is daarbij essentieel, zegt Kleinhesselink. “We kunnen langs de traptreden wel zetten hoeveel kilocalorieën je verbrandt, maar die term kent onze doelgroep waarschijnlijk niet. Concreter is dat je bijvoorbeeld laat zien dat je op een zeker moment een Bic Mac bent kwijtgeraakt op de trap.”
Bewegen van jonge moeders lijdt onder ouderschap
Hidde Bekhuis, onderzoeker aan de Radboud Universiteit Active Living, onderzocht de invloed van ouderschap op beweeggedrag. Wat bleek? “De invloed op het krijgen van een kind is voor vaders nihil. Het zijn vooral de moeders die eronder te lijden hebben. Je ziet een dramatische daling, zowel in de frequentie als in het helemaal stoppen met sporten. Ze vinden op een gegeven moment wel weer de weg naar boven, maar de vaders gaan ze nooit meer inhalen.”
Wat is daaraan te veranderen? “De sociale steun van de partner is noodzakelijk. Dat jij een partner hebt die zegt: ‘Jij mag nu sporten’. Ook blijkt bepalend te zijn welk voorbeeld jij in je jongste jeugd hebt gehad. De kans is groot dat als je ouders sportten, jij zelf ook in beweging blijft.”
Belangrijk is dat ook jonge of aankomende ouders hulp krijgen bij het bewegen. Bekhuis: “Gebrek aan tijd kun je deels niet wegnemen, net als vermoeidheid.” Wat volgens hem wel helpt, is het stimuleren van (aanstaande) ouders om te bewegen, door hen te laten inzien welk effect dat op hun kind heeft. “Daar kunnen consultatiebureaus of zelfs verloskundigen ouders mee helpen, hoe zij het goede voorbeeld aan hun kind kunnen geven.”
Bekijk het webinar
De rol van levensgebeurtenissen op ons sport- en beweeggedrag