Webinar: Meer bewegen, minder zitten in het voortgezet onderwijs
Week van de Motoriek | 13 november, 16.00 – 17.00 uur
Wat kan je doen om leerlingen meer te laten bewegen tijdens de schooldag? Hoe motiveer je ze en wat levert het – naast een betere gezondheid en concentratie – op? En wat is het belang van een heldere visie rondom bewegen gedurende de schooldag? Dat en meer leer je in dit webinar. Schrijf je nu gratis in >
Elk jaar organiseren de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO), NOC*NSF, Kenniscentrum Sport & Bewegen en Special Heroes Nederland de verkiezing voor de Sportiefste School van Nederland. Alle scholen voor regulier en speciaal onderwijs kunnen meedoen. Doel van deze verkiezing is het waarderen van scholen en vaksecties die een buitengewoon goed of innovatief aanbod van bewegen en sport hebben voor hun leerlingen en het inspireren van andere scholen met deze ‘best practices’. Het éne jaar staat het basisonderwijs centraal, het andere jaar het voortgezet onderwijs. Een deskundige vakjury toetst het sport- en beweegbeleid en -aanbod.
- Stanislas Beweeg vmbo-mavo, Rijswijk (winnaar)
- Kiemm Montessori, Amsterdam
- Campus 013, Tilburg
- Da Vinci College Lammenschans, Leiden
Bewegen in het vmbo: een uitdaging
In het voortgezet onderwijs neemt de sportdeelname van jongeren steevast af. Dit geldt zeker voor leerlingen van het vmbo. Vergeleken met leeftijdsgenoten op de havo en het vwo zijn vmbo-leerlingen minder fysiek actief[1]. Vmbo-leerlingen voldoen in 45,5% aan de beweegrichtlijnen terwijl havo- en vwo-leerlingen hier vaker aan voldoen (respectievelijk 50,3% en 55,1%)[2].
Vmbo-leerlingen die weinig bewegen, ervaren de positieve kanten van sport en bewegen – zoals het hebben van plezier, de voldoening en de gezelligheid – minder. Ook is deze groep minder met gezondheid bezig, maar ervaren ze ook geen gezondheidsproblemen[1]. Schaamte is een reden waardoor vmbo-leerlingen weinig bewegen in de pauze op school [3]. Ze voelen zich oncomfortabel en hebben er in de pauze op school geen behoefte aan. Tegelijk besteden deze leerlingen relatief veel tijd aan gamen en sociale media[1].
Vmbo-scholen met een bijzondere beweegaanpak
In dit artikel leren we van scholen met een bijzonder sport- en beweegaanbod voor hun leerlingen. Wat deze scholen gemeen hebben, is een heldere visie op bewegen en een sterk gemotiveerde vaksectie. Andere overeenkomsten zijn extra uren bewegingsonderwijs en een breed sportaanbod. Daarbinnen kiest elke school een eigen unieke focus en aanpak. Hoe hebben deze scholen dat voor elkaar gekregen, met alle uitdagingen die het vmbo kent? We zoomen in op negen onderdelen van hun aanpak.
1. Formuleer een heldere visie op bewegen
Het begin van een heldere visie op bewegen formuleren is volgens de deelschoolleider van Kiemm uit Amsterdam jezelf uitspreken. Deelschoolleider Ümit Ardic: “Wij zijn een beweegschool. Bewegen is een natuurlijke behoefte van kinderen en dat willen we faciliteren. Dat komt terug in extra sportlessen, maar we hebben een bredere visie op gezondheid. Kinderen nuttigen bijvoorbeeld geen snacks en frisdrank op onze school. Ook gebruiken ze hun mobiele telefoon de hele dag niet, iets waar ze inmiddels aan gewend zijn. Wat je ziet is dat kinderen weer met elkaar praten in de pauzes, in plaats van op een scherm kijken. Die verbinding staat centraal in onze visie, en daarbij speelt samen bewegen een belangrijke rol.”
Dat je geen op en top beweegschool hoeft te zijn om meer te bewegen op het vmbo, bewijst Campus 013 uit Tilburg. Directeur Han Snijders vertelt: “In de kern zijn we een gewone vmbo-school, met naast sport bijvoorbeeld ook techniek, zorg en groen. Maar dat we zoveel sport aanbieden voor alle leerlingen, brengt de school wel heel veel. Bewegen zorgt voor welkome verbinding in onze school, die een fusie is van een reeks kleinere vmbo’s. En het heeft ook geholpen het gedrag van onze leerlingen te verbeteren. Zo is sport betekenisvol voor het welbevinden van alle leerlingen.”
2. Zorg voor extra uren bewegingsonderwijs
Alle genomineerde vmbo-scholen bieden bovengemiddeld veel uren lichamelijke opvoeding (lo) aan. Zowel in het reguliere programma, als in de vorm van keuzevakken of workshops en toernooien. Op het Stanislas in Rijswijk beginnen de onderbouwleerlingen zelfs dagelijks met een uur sport en dat is bijzonder. Kinderen die voor deze school kiezen, doen dat dan ook bewust. Als gevolg schrijven veel beweeglijke leerlingen zich juist in op deze school. “Door eerst lekker te sporten kunnen ze direct hun energie kwijt en heerst er meer rust en concentratie in de klas. Na het sporten plannen we bewust twee belangrijke leervakken, meestal wiskunde en Nederlands. Docenten merken het ook echt in de toetsweek, als er ’s ochtends niet gesport is”, zegt Mike Peters, teamleider van de onderbouw op het Stanislas.
Ook op Da Vinci Lammenschans in Leiden kunnen leerlingen veel extra uren sporten. Ook zetten de leerlingen zich sportief in op lokale basisscholen. Daar helpen ze bijvoorbeeld met de Koningsspelen en de fietsexamens. Deze school heeft bovendien een eigen demoteam, met daarin kinderen uit alle leerjaren en van alle regionale Da Vinci-scholen. Zij treden in weekenden op bij lokale evenementen. “Een mooie gelegenheid om zowel het plezier in bewegen als de school te promoten”, ervaart rector Annick Dezitter.
3. Durf te kiezen
Zoveel meer uren gymles en al dat buitenschoolse aanbod… Dit betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden. Op Da Vinci zijn de lesdagen iets langer om al dat sporten in te passen. Op Kiemm hebben ze kunst uit het reguliere programma gehaald. Dat is als keuzevak beschikbaar. Het Stanislas ging in de breedte terug van lessen van 50 naar 45 minuten per les. Mike Peters (teamleider van de onderbouw): “Dat kostte wel wat overtuigingskracht, hoor. Maar onze collega’s zien in dat meer tijd voor sport juist ten goede komt aan de concentratie tijdens bijvoorbeeld wiskunde.”
4. Zorg voor een gevarieerd sportaanbod
Belangrijk is ook om het bewegen aantrekkelijk te maken door een gevarieerd aanbod van sporten aan te bieden. En ook daar blinken de genomineerde scholen in uit. Een kleine greep uit het aanbod: boulderen, openwaterzwemmen, vechtsport, boogschieten, fitness, mountainbiken, schaatsen, kanoën, hardlopen, frisbee, 3×3 basketbal, … enzovoorts.
De leerlingen denken actief mee over het sportaanbod in de leerlingenraad of via enquêtes en gesprekken. Caro Bakker van Campus 013: “Naast hun eigen input vinden wij het belangrijk om onze leerlingen sporten te bieden die ze nog niet kennen, anders kiezen ze toch vaak voor voetbal. Maar wij gaan dus ook met ze naar het klimbos. En als je bij ons op school vraagt wie er weleens op wintersport gaat, blijft het meestal stil. Daarom gaan wij ook een dagje met ze naar een skihal. Dan kunnen ze dat ook eens proberen.”
5. Ga creatief om met accommodatietekort
Waar de scholen tegenaan lopen, is het tekort aan accommodaties in Nederland. Als je de leerlingen veel uren en veel soorten sport wilt bieden, is dat best een uitdaging. Er moet plek zijn en het moet in het rooster passen. Kiemm lost dat creatief op door het buitenwater in de buurt te benutten en daar openwaterzwemmen en kanoën aan te bieden. Ook gaan ze met de onderbouw hardlopen in het Oosterpark. Deze school benut de openbare ruimte verder voor lessen freerunnen en longboarden.
Campus 013 is hierover veel in gesprek met de gemeente. Caro: “Raak niet in paniek, maar schakel om naar de sporten die je wel kunt bieden, in accommodaties waar wel ruimte is. Nu zijn we dus ineens aan het schaatsen en het boulderen.” Ook het Stanislas werkt samen met lokale sportverenigingen, maar ook met de lokale jumpsquare, het zwembad en fitness. “Daarbij is goed overleg wel belangrijk. Je kunt niet om 8 uur ’s ochtends met 24 vmbo’ers de sportschool bestormen, als daar tegelijk een uurtje ouderengym plaatsvindt. Dus je wilt ook niet in alles afhankelijk zijn van instellingen in de buurt. Sommige sporten halen we bewust wel de school in”, zegt Mike.
Da Vinci heeft mede om die reden inmiddels een fantastische eigen accommodatie. Deze school beschikt over goed uitgeruste sportzalen in het hart van de school. Zij kozen ervoor het geld dat ze kwijt waren om overal ruimte te huren, te bundelen en zelf te bouwen.
6. Zet persoonlijke ontwikkeling centraal
Deze vmbo-scholen proberen hun leerlingen te motiveren door op een creatieve manier om te gaan met prestaties en beoordeling. Op het Stanislas en Kiemm krijgen leerlingen geen cijfers meer voor de gymles. In plaats daarvan ligt de focus op ieders persoonlijke ontwikkeling. Ze kijken per leerling waar de uitdaging ligt, hoe zij een stap verder kunnen komen.
Het Stanislas beoordeelt leerlingen op een totaal van aanwezigheid, inzet en sportvaardigheden. Mike: “Als jij in de eerste les al een perfecte salto kunt, is dat prachtig. Maar een leerling die zich week na week zwetend inspant om het te leren en héél ver komt, maar het misschien nog net niet kan? Die verdient die goede beoordeling net zo hard.”
Om de gymlessen wel uitdagend genoeg te houden voor iedereen, geeft Stanislas de sportlessen op bewegingsniveau. Directrice Nelline van Duijn: “Drie keer per jaar doen onze leerlingen een motorische vaardighedentest om te zien of ze nog in de juiste groep sporten of kunnen doorschuiven. Groepsdoorbroken sporten levert de leerlingen veel op, want iedereen sport met gelijkgestemden. Minder vaardige leerlingen krijgen ineens ook volop de bal. En de talenten kunnen in hun eigen groep echt excelleren. Een bijkomend voordeel is dat je veel meer kinderen leert kennen op school en dat we dat terugzien in de sociale contacten in de vrije tijd. Daardoor hangt er een goede sfeer op school.”
7. Combineer bewegen met executieve functies
Dat sport leuk is, spat van deze scholen af. Maar sport wordt hier ook slim ingezet voor het ontwikkelen van de executieve functies van leerlingen. Iets dat op vmbo-scholen veel aandacht verdient. Sport is dan dus een middel om kinderen vaardiger te maken op andere vlakken.
Op het Stanislas stellen ze heel bewust de vraag: wat gebeurt er tijdens de lessen bewegingsonderwijs en hoe kan dat vertaald worden naar andere lessen en situaties? Dit wordt gecombineerd in het vak ‘Bewegen en leren’. Mike: “Toen onze school acht jaar geleden begon met meer bewegen, hebben alle docenten een training metacognitief handelen gevolgd. Nu zijn bewegen en leren veel meer gekoppeld. Onderwerpen als druk zijn, nauwkeurigheid en impulsief gedrag komen allemaal terug in de sportlessen. En daardoor kunnen we er – samen met de leerlingen – ook op reflecteren bij de leervakken. Kinderen herkennen dan beter bepaald gedrag bij zichzelf.”
Ook Kiemm koppelt bewust sport met executieve functies. Ümit: “Elk sportonderdeel is gekoppeld aan een specifieke executieve functie. En met een werkgroep kijken we hoe we dat kunnen koppelen aan de andere vakken. Bijvoorbeeld omgaan met winst en verlies, maar ook plannen en organiseren. We reflecteren daarop met de leerlingen. We betrekken ouders er ook bij, door vaardigheden zoals plannen ook thuis voort te zetten.”
8. Zorg voor gelijke kansen
Iets anders dat veel vmbo-scholen typeert, is dat je er relatief veel leerlingen vindt uit midden- en lage inkomensgezinnen. Lang niet alle kinderen zijn lid van een sportvereniging, daar is vaak simpelweg geen geld voor. Toch zetten deze scholen zich in om hun leerlingen gelijke kansen te bieden.
Bij Campus 013 gaan ze daar ver in. Han: “Bij ons komt 40% van de leerlingen uit gezinnen met de laagste inkomens. Maar alle kinderen mogen aan alles meedoen. We gaan met z’n allen naar de Efteling of naar het klimbos. We proberen slim alle mogelijke subsidiepotjes te benutten. En voor dit type leerlingen zijn nu eenmaal potjes beschikbaar. Door zo inclusief te zijn, krijgen we meer aanmeldingen. En dat levert weer nieuwe potjes op. Zakelijk, ja, maar dit levert veel mogelijkheden op voor de school!”
Inclusiviteit en gelijke kansen gelden ook voor de minder sportieve leerlingen. Zoals de vakleerkracht van het Stanislas uitlegt: “Op de academie leer je om kinderen te leren de perfecte salto te maken. Maar wat als leerlingen zeggen: nee, daar heb ik geen zin in? Ik was niet opgeleid in hoe ik daarmee om moest gaan. Terwijl je als vakleerkracht juist belangrijk bent voor leerlingen die minder vaardig of gemotiveerd zijn. Onze taak is alle leerlingen meenemen op hun eigen niveau”, vertelt Mike.
Ook Da Vinci heeft veel kinderen met een lage sociaal-economische status. Caro: “Wij proberen alle kinderen positieve ervaringen te geven. Sport is een manier waarop ook deze kinderen juist kunnen groeien. Trots zijn en waardering geven zijn zo belangrijk!”
Kiemm omschrijft het als ‘een zaadje planten’. Ümit: “Wij laten alle kinderen met zoveel mogelijk sporten kennismaken. Als een kind enthousiast is en talent heeft, dan bellen wij de ouders. We kijken dan samen wat bijvoorbeeld subsidiemogelijkheden zijn. In de grote stad heb je veel opties. Zo creëren we gelijke kansen.”
9. Stel een gemotiveerd team samen
Een laatste onmisbaar ingrediënt voor meer bewegen op het vmbo is een gemotiveerd team. Op de genomineerde scholen trekken een krachtige vaksectie en de directie samen de kar. Belangrijk hierbij is beleid rond het aannemen van personeel. Het Stanislas kijkt bij het aannemen van nieuwe collega’s echt naar docenten die een rolmodel voor de leerlingen kunnen zijn. De visie van de school is hierbij leidend. En op Kiemm werven ze expliciet ‘pioniersgeesten’. Naast natuurlijk extra vakdocenten, zet deze school ook de rest van het team creatief in. Zo geeft een gewone docent de mountainbike-lessen.
Zoals de Annick Dezitter van Da Vinci zegt: “Onze vaksectie heeft onvermoeibaar gelobbyd voor een sportprofiel voor onze school. Ze komen met een pleidooi voor meer uren sport, ze dienen een goed plan in en hebben gewoon een goed verhaal. Ik kan niet om ze heen. Vervolgens laten ze echt kwaliteit zien en gaan ze echt voor de kids.”
Wil jij ook aan de slag?
Bekijk de infographic Bewegen in het vmbo. Of bekijk voor meer achtergrond en goede voorbeelden de online publicatie Naar meer sportparticipatie van jongeren in het vmbo.
Dit artikel stond eerder in LO Magazine 5 (juli 2023).
Bronnen
- Sport en bewegen in cijfers. RIVM; 2022. Beschikbaar via: https://www.sportenbewegenincijfers.nl/kernindicatoren/sportdeelname-wekelijks.
- Leefstijlmonitor – Aanvullende module Bewegen en Ongevallen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; 2019.
- Anselma M, Venneker E, Nouwens S. Participatief actieonderzoek met leerlingen van het vmbo. Mulier Instituut. Utrecht; 2023. Beschikbaar via: https://www.mulierinstituut.nl/publicaties/27341/participatief-actieonderzoek-met-leerlingen-van-het-vmbo/.