Alles over sport logo

Martijn Nijhoff over talentontwikkeling

Het begrip talent devalueert, beweert NOC*NSF. We leven zelfs in een ‘zesjescultuur’, meent Staatssecretaris Sander Dekker. De hoogste tijd voor een nadere inspectie. In een serie interviews voelt Kenniscentrum Sport drie experts op het gebied van talentontwikkeling aan de tand. Ieder vanuit hun eigen invalshoek. In aflevering 1 van het drieluik: hoe kijkt talentcoach in het honkbal Martijn Nijhoff (36) aan tegen talentontwikkeling?

Wie ben je en wat doe je?

Martijn Nijhof
Martijn Nijhof (Foto: Kenniscentrum Sport)

‘Ik ben als talentcoach voor de Nederlandse honkbalbond verantwoordelijk voor de zes nationale honkbalscholen, strategisch verdeeld over het land. Elke school heeft twee teams: van 12 tot 15 en van 15 tot 18 jaar. De kinderen zitten bijna allemaal op een LOOT-school. Zo kunnen ze hun programma op school en het trainen bij de bond – zo’n vier keer in de week – combineren.

Daarnaast spelen ze competitie – tussen de honkbalscholen – in het weekeinde. Maar de hoofdmoot van mijn baan is het trainen van Jong Oranje, voor spelers van 16 tot en met 18 jaar. Bij de groep van 12 tot en met 15 doen we vooral aan talent herkennen en zodra ze 15 zijn pikken we de besten eruit voor Jong Oranje. Zij die niet geselecteerd worden, blijven wel in het programma van de academies. Het kan ook zijn dat je pas op je zestiende of zeventiende klaar bent voor Jong Oranje.’

Wat is een talent?

‘Een persoon met een set aan vaardigheden waarbij voorop moet staan dat hij of zij die vaardigheden heel graag wil ontwikkelen en er alles voor aan de kant zet. Een talent bezit dus een hoog leervermogen. Ik heb genoeg spelertjes gezien die fysiek heel ver ontwikkeld waren of die het stempel talent meekregen. Die jongens zijn bij wijze van spreken nu glazenwasser. Een stel anderen dat niet als talent werd gezien, is prof in Amerika.

Het gaat dus om veel meer dan het bezitten van fysiek talent en een bepaalde ondergrens. Het gaat ook om de juiste drive, een groot leervermogen en de juiste omgeving. Is de betreffende jongen opgegroeid in een wereld waar hij steeds te horen krijgt dat hij zo geweldig is? Dan heb je mogelijk te maken met een fixed mindset. Deze sporter hoeft niets meer te doen, denkt hij. Een talent ziet het juist als uitdaging om het beste uit zichzelf en zijn sport te halen.’

Twee jongens op een honkbal veld gooien een bal naar elkaar
(Foto: Dayenne L’abée)

Hoe herken je een talent?

‘In eerste instantie kiezen we voor kinderen met bepaalde basisvaardigheden, dus moet de ondergrens goed zijn. Zo komt een werper die op 16-jarige leeftijd 60 mijl per uur gooit niet in Jong Oranje. Dat heeft te maken met controle hebben over waar je een bal precies gooit. Maar degene die wel deze ondergrens haalt, moet ook het vermogen bezitten om te leren. Pas dan zal je stappen maken, anders niet.

Ook komt het aan op de hoeveelheid tijd dat een spelertje aan zijn sport kan besteden. Het is ideaal als hij in een fulltime programma van een CTO zit en op dezelfde locatie naar een LOOT-school gaat zodat hij twee keer per dag kan trainen. Dat is beter dan dat hij wekelijks bij een training maar drie keer voorbijkomt zeilen.’

Wat doet de honkbalbond anders dan andere bonden om talent te ontwikkelen?

‘We zijn erg bezig om jonge spelers echt zelf voor hun ontwikkeling te laten kiezen. We proberen ook ouders bij te scholen. Onze boodschap is: laat je zoon zelf zorgen hoe hij zijn eten regelt en bij de training komt. Dat zijn ook kwaliteiten die je kunt ontwikkelen. Vergelijk het met een hoogbegaafd kind op een basisschool. Dat kind wordt in het algemeen niet geprikkeld. Het kan alles al. Dus mist het later een aantal essentiële basisvaardigheden. Zoals: niet opgeven, met tegenslag omgaan of leren plannen. Komt dat kind uiteindelijk in vwo 4 terecht dan moet het zoveel ballen in de lucht houden dat het mogelijk helemaal vastloopt. Zo zit het ook met sport.’

Ik ben voorstander van het op jonge leeftijd zoveel mogelijk verschillende soorten sporten aanbieden.

‘Ook maken we gebruik van de nieuwste technieken van motorisch leren. En het verschil tussen interne en externe focus. Te vaak wordt er nog gedacht: een topper maakt een bepaald soort slagbeweging dus zo moet een jonge speler dat ook leren. Wij denken juist: je moet trainen op het onbewuste. We creëren een omgeving waarbij jonge spelers zelf hun eigen wiel kunnen uitvinden in plaats van dat ze het allemaal voorgekauwd krijgen.’

‘De meeste sporten en trainers zijn nog heel traditioneel in hun oefenstof. Het zijn vaak oud-toppers die de training geven. Die verdiepen zich niet of te weinig in deze materie, merk ik. Jammer. Allerlei informatie over ontwikkelingen van de afgelopen twintig jaar ligt klaar om bestudeerd te worden. En van te leren. Zo is er enorm veel te vinden over nieuwe inzichten in motorisch leren en motorische controle. Maar denk ook aan boeken van onderzoeksjournalisten zoals The Talent Code (Daniel Coyle), het Gold Mine Effect (Rasmus Ankersen) en natuurlijk Uitblinkers (Malcolm Gladwell). Waanzinnige bronnen zijn dat. Ik heb de sportacademie gedaan, maar ik heb echt zitten slapen. Dat weet ik inmiddels dankzij Frans Bosch. Hij traint onder andere het nationale rugbyteam van Wales. In het dagelijkse leven is hij docent aan de Fontys Hogeschool en mijn mentor. Hij heeft mij wakker geschud.’

Schuilt in iedereen een talent?

‘Ja, maar het is alleen moeilijk om erachter te komen wat dat talent precies is. Ik heb twee dochters en mijn vrouw is tekendocent, zij heeft de kunstacademie gedaan. Nou, als ik dan naar mijn kinderen kijk dan kan ik van mijn oudste wel zeggen dat ze topsporter moet worden maar zij heeft helemaal niet zo’n drang om te bewegen. Zij heeft meer die creatieve kant van mijn vrouw. Kijk ik naar mijn jongste: zij klimt in elke boom. Dat heeft te maken met karakter en intrinsieke motivatie. Maar wat dat dan is? Kijk ik naar lagere scholen dan zie ik dat die vooral zijn ingericht om je rechterhersenhelft te ontwikkelen. Ik zou pleiten meer de creatieve kant te ontwikkelen. Omdat je zo die rechterhersenhelft stimuleert, maar ook zo de talenten van mensen naar boven te laten halen die anders nooit gevonden zouden worden.’

‘Vraag je mij of ik een devaluatie zie van het begrip talent dan zeg ik ja. In onze huidige maatschappij wordt het bovengemiddelde al vaak als talent beschouwd. Ook buiten de sport. Kijk naar zogenaamde talentenshows als Idols of Holland’s got talent. Ook in het onderwijs wordt structureel gesproken over ‘dat iedereen talent’ heeft. Die opmerking is meer een pedagogische aanmoediging geweest in zeg maar de laatste 10 tot 15 jaar. Dit om leerlingen en sporters aan te moedigen op zoek te gaan naar waar ze goed in zijn. De intentie is goed. Alleen heeft het in die zin niets te maken met het daadwerkelijke begrip talent. Een talent is – vergeleken met anderen – exceptioneel goed in een bepaalde vaardigheid. Wel is het zo dat iedereen bepaalde kwaliteiten heeft en dat de maatschappij toe moet staan dat deze kwaliteiten optimaal benut worden. Alle kinderen moeten de kans krijgen hun kwaliteiten te benutten.’

Hoe eerder je talent signaleert hoe beter?

‘Ja en nee. Ik denk dat we vaak te vroeg proberen te signaleren. Maar te laat signaleren kent ook z’n gevaren. Ik ben voorstander van het op jonge leeftijd zoveel mogelijk verschillende soorten sporten aanbieden. Wel is er in de wereld waar wij voor opleiden bijna geen tijd meer voor dit soort activiteiten. Dus is het van belang om tijdens de basisschool kinderen zoveel mogelijk verschillende sporten te laten doen. Zorg dat het beweegalfabet bij kinderen zo veel mogelijk wordt verbreed. Als je heel ‘eng’ traint, vul je dat alfabet niet aan. Neem Andrelton Simmons, de beste korte stop van de MLB. Hij komt van Curaçao. Als je hem acties ziet maken dan zie je daar bijna judovormen in terug. Hij weet precies hoe hij moet duiken en vallen om toch maar die bal te kunnen vangen, ook op slechte velden. Dat heeft hij vroeger op straat geleerd door aan diverse sporten te doen.’

Waarom wordt er door de honkbalbond eigenlijk gewerkt aan talentontwikkeling?

‘Wij willen onze sport laten groeien. Hoe beter er wordt gepresteerd des te meer helden er ontstaan en des te groter de kans is dat kinderen onze sport willen uitoefenen. Plus dat, als we in de top veel geld verdienen we dat geld weer terug in onze sport kunnen stoppen. Van onze toppers komt zestig procent van Curaçao en veertig procent uit Nederland. Het verschil is wel dat de Nederlanders voornamelijk laag in de Minor Leagues spelen en de Antillianen groeien vaak nog door, soms zelfs naar de Major League. Robert Eenhoorn heeft in het verleden een enorme bijdrage aan geleverd door juist die twee honkbalculturen met elkaar te verbinden en er een sterk punt van te maken. Het is aan ons om zo goed mogelijk met dat talent om te springen.’

Wat is jullie stip aan de horizon?

‘De Top-3 van de wereld. En dat het aantal spelers dat prof is – het zijn er nu zo’n zestig – wordt verdubbeld. Ook willen we meer spelers op het allerhoogste niveau. Zodat we een heel nationaal team zouden kunnen maken met spelers die uitkomen op het allerhoogste niveau. We doen het trouwens niet verkeerd als honkballandje. Zeker als je het vergelijkt met de Verenigde Staten, waar mijn collega-coaches zo’n 500.000 talenten in de leeftijd van 16 tot 18 jaar tot hun beschikking hebben. Ik heb er zo’n 2000…’

Waar ontbreekt nog kennis en waar wil je meer van weten?

‘Dat motorische leren hebben we nu vrij aardig onder de knie vinden wij. Maar nog beter kan de mentale kant, het sturen op karakter en het zo betere keuzes kunnen maken en aandacht behouden. Deze factoren worden uiteindelijk doorslaggevend in de sport. Wat gebeurt er in het hoofd van sporters? Hoe kun je dat beïnvloeden zonder daar allerlei Oost-Duitse praktijken voor te moeten uithalen? En hoe werkt groepsdynamica? Daar zouden we nog veel meer over te weten willen komen. Daar wordt ook aan gewerkt. We zijn erover in gesprek met de VU.’


Auteur(s)

Beweegstimulering
Sportaanbieders
professional
opinie
talentontwikkeling