Op zoek naar inspiratie? In dit artikel vind je een reeks beweegspelletjes om te bewegen met baby’s, dreumesen en peuters. Dit kan met een groep kinderen, zoals in de kinderopvang, of met kinderen thuis. De beweegspelletjes zijn mede-ontwikkeld door professionals in de praktijk.
Athletic skills model
De beweegspelletjes zijn gerangschikt aan de hand van de tien grondvormen van bewegen uit het Athletic Skills Model. Deze grondvormen zijn allemaal belangrijk voor een optimale motorische ontwikkeling van kinderen. Zet in op alle grondvormen van bewegen en wees creatief: pas ze aan aan het niveau van de kinderen en varieer tussen buiten en binnen spelen.
1. Balanceren en vallen
- Ketting maken. Je hebt hiervoor gekleurde rietjes en een stuk touw nodig. Knip de gekleurde rietjes en het touw in stukjes. Ieder kind krijgt een stuk touw en mag klein geknipte rietjes rijgen aan het touw. Kinderen moeten over een balk lopen om het rietje te halen. Het touwtje blijft aan de andere kant liggen. Als resultaat ontstaat er een ketting van rietjes.
- Flamingo. Alle kinderen proberen net als een flamingo op een been te staan en hun evenwicht te bewaren, zonder dat ze teveel wiebelen. Kijk wie dit het langst volhoudt.
2. Stoeien en vechten
- Wie is er bang voor de leeuw? De lopers (kinderen) proberen naar de overkant te komen zonder ‘getikt’ te worden. De leeuw (tikker) probeert de lopers vast te pakken en even van de grond op te tillen. Als dat lukt, wordt het getikte kind ook een leeuw (tikker).
- Kom uit mijn huisje. Ga samen met het kind op de grond zitten, met het kind tussen je benen en met de rug tegen je aan. Je sluit de ‘deuren’ (je kruist je benen over het kind heen) en je sluit de ‘ramen’ (je kruist je armen om het kind heen). Kan het kind zichzelf vrij maken? Tip: gebruik een ‘stopwoord’ zodat kinderen aan kunnen geven wanneer ze willen stoppen.
3. Gaan en lopen
- Fruitkaarten. Leg kaarten met daarop afbeeldingen van verschillende soorten fruit op de grond. De pedagogisch medewerker (of een kind) noemt een fruitsoort. Alle kinderen gaan zo snel mogelijk bij de kaart met het juiste fruit staan. Zo leren kinderen ook meteen verschillende soorten fruit kennen.
- Zoek de kleur. Leg vier verschillende kleuren hoepels neer (of meer). Laat de kinderen zo snel mogelijk alle (losse) voorwerpen uit de ruimte met de kleur van de hoepels zoeken en in de juiste hoepel leggen.
4. Springen en landen
- Hide and seek. Zet verspreid drie pionnen neer en leg in elke pion een ander klein voorwerp. De kinderen krijgen om de beurt de opdracht om naar een specifiek voorwerp te zoeken. Je legt overal hindernissen neer, zodat kinderen daar overheen moeten springen op weg naar de pionnen.
- Springen in fietsbanden. Leg een aantal fietsbanden op een rij. Ieder kind mag om de beurt springen van de ene naar de andere fietsband. Eerst met twee voeten tegelijkertijd, daarna kunnen ze proberen om op een been te springen.
5. Rollen, duikelen en draaien
- Boomstamrollen. Alle kinderen rollen als boomstammen door de ruimte. Kijk welk kind het langste kan blijven rollen, zonder tegen een ander kind aan te rollen.
- Losrollen. Rol het kind in een deken of dekbed (let op de veiligheid). Leg het ingerolde kind plat op de grond en rol het dekbed of deken uit. Afhankelijk van leeftijd kun je dit heel langzaam doen (baby’s) of wat sneller (peuters).
6. Gooien, vangen, slaan en mikken
- Ballen tegen de ring gooien. Plak dubbelzijdig plakband aan de buitenkant van een hoepel, zodat er ballen aan blijven plakken. De kinderen gooien met ballenbakballen tegen de hoepel. De ballen blijven plakken als de kinderen raak gooien.
- Ballonnenboog voor baby’s. Leg het jonge kind op een zachte ondergrond. Maak een boog of mobiel, van touw of een flexibele pvc buis, boven het kind en maak daar ballonnen aan vast. Lukt het de kinderen om de ballonnen aan te raken?
7. Trappen, vangen, slaan en mikken
- Poortbal. Sta met de kinderen in de kring, met de benen wijd. De kinderen proberen de bal bij elkaar door het poortje te schoppen. Gelukt? Dan mag het kind achterste voren gaan staan.
- Doorrollen. Maak een tunnel van een doos en laat de kinderen een of meerdere ballen er doorheen trappen. Alleen of in tweetallen.
8. Klimmen en klauteren
- Klim naar de bal. Laat de kinderen een voor een op het klimrek klimmen. Aan de andere kant van het klimrek plak je ballenbak ballen vast met schilderstape. De kinderen moeten de ballen los proberen te halen. Blijf er wel altijd bij voor de veiligheid.
- Klimmende schattenjacht. Zet een parcours uit met allemaal klimmaterialen, zoals stoelen, krukjes, kussens. Vertel vooraf een verhaal over een piraat die op schattenjacht gaat (laat ze tijdens het verhaal al bewegen). De kinderen gaan op zoek naar de schatten (bijvoorbeeld pittenzakjes) in het parcours. Leg de schatten op plekken waar de kinderen voor moeten klimmen.
9. Zwaaien en slingeren
- Buikschommelen. Daag een peuter uit om in buiklig op een schommel te liggen en met zijn of haar voeten naar voren en achter te lopen om te schommelen.
- Speeltuinparcours. Creëer een parcours in een speeltuin. Wees creatief en kijk waar kinderen veilig aan kunnen hangen en slingeren. Blijf erbij voor de veiligheid.
Bewegen op muziek en muziek maken
- Viltjestwister op muziek. Verspreid viltjes door de hele ruimte. Zet vrolijke muziek op en laat de kinderen door de ruimte bewegen, ze mogen de viltjes dan niet aanraken. Als de muziek stopt zeg je hoe de kinderen een viltje aan moeten raken (bijvoorbeeld op de billen zitten). Of: als de muziek stopt, houd je een bepaald kleur viltje omhoog en moeten de kinderen naar een viltje in die kleur rennen.
- Bewegen met linten. Geef ieder kind een lint van crêpepapier. Start de muziek en dans samen met de kinderen met de linten. Ook leuk om buiten met de linten te bewegen en te kijken wat er gebeurt.
Spelletjes die aan meerdere of afwisselende grondvormen van bewegen werken:
- Bewegen met dobbelstenen. Kinderen gooien om de beurt met een dobbelsteen. Ieder cijfer betekent een beweging. Bijvoorbeeld springen als een kikker.
- Sporen zoeken. Hang plaatjes van verschillende dieren en van hun sporen op in de groep. Daarna ga je met de kinderen het spoor volgen tot je het dier vindt. De volgende keer volg je het spoor op de manier waarop het dier beweegt of springt.
Werk je met kinderen van 0 tot 4 jaar?
Voor professionals die met jonge kinderen werken kan de Mini-learning motorische ontwikkeling van Kenniscentrum Sport & Bewegen handig zijn. Met de Mini-learning doe je nieuwe kennis op over de motorische ontwikkeling van jonge kinderen. Ook krijg je tips en kun je de Beweegspelletjes en Praatplaten aanvragen waarmee je met kinderen en ouders aan de slag kunt.
Wil je meer weten over de motorische ontwikkeling van kinderen en het stimuleren ervan? De whitepaper Van jongs af aan vaardig in bewegen geeft inzicht in vaardig leren bewegen en stimuleert professionals vanuit meerdere kanten over dit vraagstuk na te denken en te handelen.
Over het thema ‘bewegen bij jeugd’ verschijnen regelmatig nieuwe artikelen met praktische tips. Wil je op de hoogte blijven? Meld je aan voor de Kennisupdate Jeugd van Kenniscentrum Sport & Bewegen.