Alles over sport logo

Kinderopvang en bewegen: benut je kans!

Bewegen, sport en spelen. Al rollend, kruipend en rennend de wereld ontdekken. Het lijkt vanzelfsprekend voor baby’s, dreumesen en peuters. Toch brengen kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar grote delen van de dag zittend door. Kinderopvang, voorscholen en peuterspeelzalen spelen een grote rol in het dagelijks leven en dus ook bij het bewegen van de allerkleinsten. Hoe kun je daar als pedagogisch medewerker of manager in de kinderopvang op inspelen? “Via de opvang kunnen we een grote groep kinderen bereiken op het gebied van bewegen en motoriek. Het zou ontzettend jammer zijn om die kans te laten liggen”, aldus Jessica Gubbels, universitair docent bij de afdeling Gezondheidsbevordering van de Universiteit Maastricht. Samen met twee andere experts bespreekt zij een viertal herkenbare uitdagingen uit de praktijk.

“Natuurlijk, er moet al zoveel. Pedagogisch medewerkers weten vaak niet waar ze de tijd vandaan moeten halen. Maar de leeftijd van 0 tot 4 jaar is erg belangrijk als het gaat om de ontwikkeling van de motoriek”, vervolgt Gubbels. “Uit studies blijkt dat de gewoontes die een kind op die leeftijd ontwikkelt, zeer bepalend zijn voor de rest van zijn of haar leven. Vooral bij overgewicht. Als een kind op deze jonge leeftijd al overgewicht heeft, dan is de kans erg groot dat het zo blijft of alleen maar meer wordt. En er zijn meer effecten van bewegen op jonge leeftijd. Hoe goed zit een kind in z’n vel? Voelt het zich prettig? Kunnen kinderen zich goed concentreren?”

Drie experts – vier uitdagingen

Jessica Gubbels
(Foto: Jessica Gubbels)

Jessica Gubbels verricht onderzoek naar de effecten van sport, bewegen en voeding bij de allerjongsten. Zij bezoekt vele voorscholen, peuterspeelzalen en kinderopvangcentra voor haar studies en ziet daarbij veel goede voorbeelden of juist zaken die beter kunnen.

Denice van Appeldoorn is sportmakelaar in Stadsdeel Oost van Amsterdam, waar zij zich als buurtsportcoach vooral richt op kinderen van 0 tot 6 jaar. Met veel peuterspeelzalen en kinderopvangcentra als bondgenoot.

Mirka Janssen
(Foto: Mirka Janssen)

Mirka Janssen is docent en onderzoeker aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (Hogeschool van Amsterdam) en eigenaar van PLAYgrounds, een interventie gericht op meer en beter buitenspelen.

Deze drie experts bespreken vier uitdagingen vanuit de kinderopvang. En benoemen een aantal suggesties om in de praktijk meer beweegmomenten voor de allerjongsten te creëren.

Leren stil zijn, leren zitten

Veel mensen denken dat jonge kindjes al heel vanzelfsprekend veel bezig en actief genoeg zijn. “Terwijl dat, als je het echt gaat bijhouden, in de praktijk bij veel kinderen toch echt weinig is”, aldus Gubbels. “Natuurlijk kunnen baby’s, dreumesen en peuters best druk zijn en aanwezig. Maar dat is natuurlijk niet hetzelfde als actief zijn. Bij veel mensen is dat echt een misvatting. En de kinderen worden op de peuterspeelzaal en in de kinderopvang ook al veel geremd. Op zich begrijpelijk: ze worden klaargemaakt voor de basisschool, en dat betekent dat ze moeten leren zitten, leren stil zijn. En kijk eens naar al die kinderen met een VVE-indicatie”, vervolgt Gubbels. “Die kinderen moeten bijgespijkerd worden, bijvoorbeeld op het gebied van taal. Die krijgen op de kinderopvang of voorschool dus al een bomvol programma, en vaak ook nog zittend. Ze worden daarmee dus al in een systeem gestopt waarin ze eigenlijk heel weinig mogen bewegen. Heel dubbel.”

Het is best lastig om in zo’n vol programma extra beweegmomenten of kleine spelletjes toe te voegen. Maar Gubbels heeft diverse creatieve oplossingen gezien. Bijvoorbeeld een staand kringgesprek. “Daarmee kun je het zitten mooi doorbreken met een programmaonderdeel dat je toch al gaat doen. Sommige pedagogisch medewerkers reageerden op ons voorstel dat de kinderen daardoor zouden gaan rondlopen. Maar anderen kwamen met een slimme oplossing: hoepeltjes op de grond. Als kinderen in de kring binnen hun hoepeltje blijven, maar wel bewegen, krijg je geen chaos. En bij een volgend onderdeel kun je twee hoepeltjes naar links of naar rechts. Dan houd je de kinderen toch enigszins begrensd, maar kunnen ze wel lekker bewegen.”

Tijdgebrek

Een veelgehoorde uitdaging is tijdgebrek. Op de peuterspeelzaal en in de kinderopvang moet ontzettend veel gebeuren in weinig tijd. Gubbels: “Een extra gymlesje of een andere activiteit die tijd kost, is dan geen reële optie. Belangrijk is dan om te kijken hoe we meer bewegen kunnen inbouwen in het bestaande dagelijkse patroon. Hoe kunnen we dat actiever maken?”

In Amsterdam-Oost heeft Denice van Appeldoorn een yogadocente gevonden voor de voorschool. Ze werkt met een boek met plaatjes. “Bewegingen die worden voorgelezen en voorgedaan en vervolgens door de kinderen worden nagedaan. Volgens het principe plaatje – praatje – daadje. Dat slaat heel goed aan. Kinderen die graag luisteren vinden het fijn, en kinderen die liefst op beeld reageren vinden de plaatjes prachtig. En iedereen beweegt. Het plezier dat de kinderen hebben bij het uitvoeren van de bewegingen is heerlijk en enthousiasmerend. Lekker lachen, ontdekken, spelen.” Mirka Janssen vult aan: “Gebruik dergelijke voorbeeldplaatjes als beginpunt, als inspiratie. Laat de kinderen vooral lekker vrij bewegen, zonder dat ze echt aan een voorbeeld te hoeven voldoen. Binnen in de klas, maar ga ook lekker buiten spelen.” Van Appeldoorn doet dat regelmatig. En bereikt daarmee ook de kinderen die niet naar de voorschool of opvang gaan. Ze koppelt sport aan andere activiteiten voor kinderen en vind daar ook hun ouders. Bijvoorbeeld door voorleesochtenden in de bibliotheek te koppelen aan een beweeguurtje op het plein.

Gubbels vult aan: “Ik denk dat kinderen ook actiever kunnen worden betrokken in de reguliere dagelijkse activiteiten. Het lijkt soms alsof er van alles voor ze wordt gedaan, terwijl de kinderen best al zelf dingen kunnen doen. Jasjes halen, bekers verzamelen… Kleine voorbeelden die geen of weinig extra tijd kosten ten opzichte van het bestaande patroon. Maar het levert wel iets extra’s op voor de kinderen in de vorm van beweging.”

Wil je wel graag extra activiteiten gericht op motoriek organiseren, maar kun je er niet teveel tijd aan besteden? Denice van Appeldoorn: “Ga dan vooral op zoek naar partners en sleutelfiguren die je kunnen helpen. Natuurlijk is het voor pedagogisch medewerkers geen dagelijkse taak om sport- en beweegactiviteiten te organiseren. Maar voor anderen, zoals ikzelf, is dat het wel.” Haar tip? Benader die buurtsportcoach, het wijkteam, een sportvereniging in de buurt: “Mijn ervaring is dat iedereen enthousiast is als je iets met bewegen wilt doen voor de allerjongsten. Een instuif, of wekelijkse lesjes op een vast moment. Ook zijn er verschillende erkende beweegprogramma’s die je kunt inzetten en die helpen met de implementatie. Kijk waar je kruisbestuivingen kunt vinden met bijvoorbeeld sportverenigingen die zich ook steeds meer op de allerjongsten gaan richten. Als je het samen doet, kun je elkaar versterken.”

Veiligheid

Lekker bewegen gaat vaak goed, maar soms ook gepaard met vallen én opstaan. Jessica Gubbels: “Kinderen die lekker rond rennen of klimmen en vervolgens vallen. Het is de nachtmerrie van iedere pedagogisch medewerker die door de GGD wordt gecontroleerd. En dus heerst er vaak bij voorbaat al een soort angstcultuur voor juist díe gevolgen van het actief bezig zijn. Vrij begrijpelijk en gemakkelijk om dan te zeggen: we blijven maar op het stoeltje kleuren. Dan kan er niks misgaan en voldoen we aan alle regels. Terwijl dat natuurlijk enorm remmend werkt.”

Maar hoever kun je dan gaan met risico’s? En wat mag je wettelijk gezien als pedagogisch medewerker? In de wet op kinderopvang zijn wel algemene, maar geen specifieke richtlijnen verankerd voor een veilig aanbod van sport- en bewegingsactiviteiten. “Die richtlijnen gaan bijvoorbeeld over het aantal aanwezige pedagogisch medewerkers per kind en over EHBO. Ook zijn er geen wettelijke richtlijnen over wat pedagogisch medewerkers op sportief vlak met peuters in de speelzaal mogen doen” licht Mirka Janssen toe. Het is duidelijk dat eventuele risico’s samenhangen met de accommodatie en eventuele aanwezige speeltoestellen. Janssen: “Het is belangrijk om op beleidsniveau aan te geven hoe je risico’s beperkt. Dat doe je met name door scholing voor de medewerkers, zodat zij weten welke activiteiten ze kunnen aanbieden, hoe ze materialen kunnen gebruiken en aan welke veiligheidsafspraken je je houdt. Daarnaast is gezond verstand en een goede relatie met de kinderen cruciaal”, aldus Mirka Janssen.

Gubbels vult aan: “Natuurlijk zijn de veiligheidsregels en voorschriften er om te respecteren, maar ik zie dat pedagogisch medewerkers nu nog vaak aan de voorzichtige kant daarbinnen blijven. Er is best wel ruimte om dingen te doen in de praktijk. Een praktische suggestie daarbij is vooral het contact met de ouders op te zoeken. Wees niet bang om aangesproken te worden als een kind een gat in de broek heeft of een blauwe plek. Wees er eerlijk over. En informeer ouders, betrek ze bij je activiteiten. Je kunt een fantastisch beweegprogramma opzetten, maar als een kind kleren aanheeft die niet vies mogen worden, of bijvoorbeeld kleren die zo strak zitten dat hij of zij niet kan bewegen, dan schiet het nog niet op.”

Hoe bereik je ouders?

Een grote uitdaging in de kinderopvang: hoe bereik je de ouders? Als het belang van bewegen thuis niet wordt ingezien, is het lastig om dat bij de kinderopvang te compenseren.

Denice van Appeldoorn: “Via de opvang en peuterspeelzalen verspreiden wij folders, nieuwsbrieven en posters van onze activiteiten binnen en buiten de opvanglocatie. Maar het blijft lastig hoor, je moet eigenlijk echt de buurt in, een sleutelfiguur in de wijk hebben die veel ouders kent. In Amsterdam-Oost werk ik veel met degene die de Aanpak Gezond Gewicht in de wijk uitvoert. Die kent werkelijk iedereen. Zij zou ook een goede contactpersoon zijn voor pedagogisch medewerkers die meerdere ouders willen bereiken. Verder spelen OKT’s, ouder-kind-teams een grote rol bij het bereiken van gezinnen met kinderen waar problemen spelen. En vergeet ook de kracht niet van de communicatie tussen ouders onderling. Als er een paar enthousiast zijn, kun je dat goed gebruiken.”

Jessica Gubbels: “Ouders komen natuurlijk dagelijks naar de kinderopvang toe. Maar het contact tussen de pedagogisch medewerkers en ouders is vaak heel beperkt: een klein breng- en haalmomentje. Waarin er snel en gehaast van alles moet. Daar valt denk ik nog wel wat meer winst te behalen. Blijf daarin altijd oog houden voor de gezinssituatie. Want hoe kun je nu écht iedereen bereiken, ook de kinderen met een andere culturele achtergrond, of kinderen met taalbarrières? Dat is een weerbarstige praktijk. Geef die ouders niet een brief mee naar huis, maar vertel mondeling, desnoods met handen en voeten, waarom je dingen doet.

Wil je meer inspiratie om ouders te bereiken? Gebruik de Argumentatiekaartjes van Kenniscentrum Sport & Bewegen. Of klik hier voor de diverse publicaties over ouderbetrokkenheid in de Kennisbank Sport & Bewegen.

Natuurlijk kunnen naast bovenstaande, ook andere uitdagingen de dagelijkse praktijk beïnvloeden in de kinderopvang, voorschool of peuterspeelzaal waarin je werkt. Maar vroeg begonnen is vroeg gewonnen. Zet daarom in op spelenderwijs bewegen in de kinderopvang. Benut je kans!

Lees meer over

Wil je op de hoogte blijven van alles omtrent het stimuleren van jonge kinderen vanuit hun omgeving om met plezier te bewegen? Meld je aan voor de kennisupdate Sport, Bewegen en Jeugd en vink in elk geval de leeftijdsgroep 0-4 jaar aan.


Beweegstimulering
Kinderopvang
Jonge kinderen
professional
praktijkvoorbeeld
motorische ontwikkeling