In Physical Literacy staan vier componenten centraal die meespelen bij iemands beweeggedrag.
- Beweegcompetentie: ben je motorisch en fysiek vaardig om te bewegen? Kun je een beweegomgeving voor jezelf creëren?
- Motivatie: ben je gemotiveerd om te bewegen en je motorische vaardigheden verder te ontwikkelen? Is er een motivationeel klimaat?
- Vertrouwen: voel je vertrouwen in je eigen bewegingsmogelijkheden? Is het een (sociaal) veilige setting?
- Kennis: weet je voldoende over (het belang van) sporten en bewegen, belastbaarheid, spelregels, etcetera?
Als deze elementen voldoende aanwezig zijn, is iemand ‘physical literate’ of ‘beweegwijs’, vertelt Johan Steenbergen (Mulier Instituut). “Deze elementen hangen bovendien samen. Als je gemotiveerd bent, zul je meer bewegen, competenter worden en meer vertrouwen opbouwen.” Ook verschilt de rol van elk element per context. “Zo is in een revalidatiekliniek veel aandacht voor weer leren bewegen, vertrouwen opbouwen en kennis opdoen, maar de motivatie is vaak al hoog. In een andere context is dat weer anders.”
Volgens Steenbergen is Physical Literacy interessant voor professionals in verschillende settings om beweeggedrag te stimuleren. Bovendien kan de theorie als kapstok voor beleid dienen. Hoe gebeurt dit in de praktijk? We delen vier voorbeelden, gericht op: (1) jeugd, (2) jongvolwassenen, (3) senioren met een chronische aandoening en (4) kinderen die aangepast sporten.
Meer weten over de theorie?
Lees het artikel over bouwstenen voor een
leven lang bewegen van jong tot oud
1. Physical Literacy in het onderwijs
Hoe kunnen we Physical Literacy in het onderwijs inzetten? Met die vraag houdt Amika Singh (Mulier Instituut) zich bezig. “We zijn een project gestart om de componenten van Physical Literacy te meten en volgen in het onderwijs. Het instrumentarium dat we ontwikkelen, kan bijvoorbeeld worden gebruikt door de LO-docent. We meten namelijk al veel qua motoriek, maar ook andere factoren bepalen of je een leven lang blijft bewegen. Physical Literacy is een holistische benadering die helpt onze blik te verbreden.”
Bovendien verschuiven we volgens Singh zo de focus van meer van ‘presteren’ naar zaken als beweegplezier en zelfvertrouwen. (Lees meer over mentale druk onder jongeren.) Naast het meetbaar maken van de Physical Literacy-elementen heeft het project een ander doel: “We koppelen de metingen aan een beweegadvies aan kinderen: welke sport of beweegactiviteit past bij jou? Want 80% van de kinderen wordt lid van een sportvereniging, maar veel kinderen stoppen weer. Door breder te kijken naar het beweeggedrag, willen we kinderen helpen een betere keuze te maken voor een sport en hopelijk langer door te gaan.”
2. Physical Literacy en studenten
Physical Literacy is ook te koppelen aan beleidsvraagstukken, vertelt Joris Hermans (hoofd Sport bij de Radboud Universiteit). “Bij het Radboud Sportcentrum sporten 10.000 studenten tussen de 18 en 23 jaar, de minderheid van onze studenten in die leeftijd. We wilden weten: waarom doet de rest niet mee aan ons sport- en beweegaanbod? We vonden verklaringen in het model van Physical Literacy.”
Dat leidde tot een nieuwe visie van het Sportcentrum. “We gingen voorheen vooral uit van intrinsieke beweegmotivatie, maar nu kijken we vanuit de verschillende pijlers naar de bewegende mens en het welzijn en de persoonlijke ontwikkeling van jongvolwassenen. Zo staat in onze visie dat we een breed palet aan sport- en beweegactiviteiten aanbieden, waarbij we werken met een passe-partout zodat studenten zich breed ontwikkelen.”
Ook onderzoekt het Sportcentrum wat de motivatoren zijn van de niet-deelnemende studenten. “We ontdekten: vanuit de zes drijfveren uit het model van Bailey bekeken, hebben we nog geen aanbod voor álle studenten. Bovendien: áls studenten instappen, is ons programma nog niet gericht op alle Physical Literacy-elementen. Dat veranderen we nu. We willen bijvoorbeeld bij de intake kijken: welke motivatoren heeft iemand en past onze omgeving daarbij? Zo ademt ons centrum traditionele sport, maar niet iedereen voelt zich daarmee vertrouwd. We willen de campus zo inrichten dat deze alle beweegaspecten en motivatoren uitstraalt.”
3. Physical literacy en senioren met chronische aandoening
Met een model als Physical Literacy kun je ook je beweegaanpak vormgeven, vertelt Joyce Roumen (coördinator combinatiefunctionarissen bij Maastricht Sport). Ze vertelt over het programma Beweeg Bewust voor senioren met een chronische aandoening. “In dit programma biedt het COM-B-model de leidraad voor de begeleiding die we bieden. Dat heeft een vergelijkbaar gedachtegoed als Physical Literacy. Het gaat om de brede blik: wat heeft iemand nodig om te bewegen?”
Na aanmelding door een zorgverlener volgt een uitvoerig intakegesprek. “We meten met vragenlijsten en fysieke testen de capaciteit en motivatie. We kijken: welke gelegenheid heeft iemand om in beweging te komen?” Vervolgens wordt een traject gekozen. Als iemand weinig beweegcapaciteit heeft – of in andere woorden: minder physical literate is – krijgt diegene een traject met meer persoonlijke begeleiding, in een kleine groep mét beweegcoach. Zijn er minder beweegdrempels? Dan volgt een coachingstraject met wekelijks telefonisch contact.
“Beide trajecten evalueren we door de metingen te herhalen. We zien veel vooruitgang bij deelnemers, wat hen weer motiveert om in beweging te blijven.” Welke Physical Literacy-elementen zijn extra belangrijk voor deze doelgroep? “De aandoening is vaak de grootste barrière, omdat bewegen lastiger gaat vanwege de klachten. Het draait daarom veelal om het opbouwen van vertrouwen en het opdoen van kennis: wat is er, wat past bij mij, wat kan ik wél? Voor senioren is ook het sociale aspect heel belangrijk om in beweging te komen.”
4. Physical Literacy en kinderen met een aandoening
Hoe laat je kinderen in het ziekenhuis meer bewegen? Daarover vertelt Johannes Noordstar (onderzoeker Wilhelmina Kinderziekenhuis). “We hebben vanuit enkele organisaties, waaronder WKZsportief, de FC Utrecht Experience opgezet voor kinderen in het WKZ met een chronische ziekte.”
Het project startte met acht kinderen met sikkelcelziekte, een ernstige vorm van bloedarmoede. Eerst werden alle elementen van Physical Literacy gemeten, waarna de kinderen het sportprogramma volgden. Na 10 weken werden de metingen herhaald. “Wat bleek: er waren geen negatieve ‘side-effects’, alle kinderen vonden het hartstikke leuk en drie van de acht begonnen tijdens de interventie zelfs met een tweede sport. Ook bleven ze allemaal sporten bij de FC Utrecht Experience, wat we hadden aangeboden.”
Vanwege het succes werd de Experience opgezet voor álle kinderen van WKZ van wie de arts vaststelt dat het kan. Het programma is gebaseerd op Physical Literacy. “De motorische vaardigheden meten we met een beweegparcours, de inspanningscapaciteit met een maximale inspanningstest. Motivatie, zelfvertrouwen en kennis meten we met vragenlijsten; fysieke activiteit met een accelerometer. Op basis van deze gegevens krijgen kinderen een medisch paspoort dat wordt besproken met de trainer.”
Sinds kort wordt ook gemeten wat de ouders denken en willen. “In deze context is de omgeving heel belangrijk. De ouders vinden het soms spannend. Door uit te leggen dat dit een veilige manier om te beginnen met sport, werken we aan hun vertrouwen en kennis.” Uiteindelijk is het idee dat kinderen ook zelf voldoende vertrouwen opbouwen om naar een volgende sportclub te gaan.