In de coronacrisis namen grote Europese steden als Amsterdam, Berlijn en Parijs maatregelen om fietsers en voetgangers meer ruimte te geven. Zo zijn voetgangersgebieden vergroot, is in smalle straten eenrichtingsverkeer ingesteld en zijn delen van straten omgezet naar fietspaden. Uit onderzoek van Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) blijkt ook dat door de coronacrisis meer mensen zijn gaan fietsen en wandelen.
Sporten in de buitenruimte steeds populairder
Daniëlle Ruikes & Merle Schots beschrijven in een factsheet over ‘buurtkenmerken voor een beweegvriendelijke omgeving’ voor het Mulier Instituut dat er de afgelopen jaren een sterke toename te zien was in “sport- en beweegactiviteiten buiten sportverenigingen, in ongeorganiseerd verband”. Zij stellen dat “sporten zonder abonnement of lidmaatschap aansluit bij de groeiende wens naar flexibiliteit en keuzevrijheid bij sporten en recreatief bewegen”. Ruikes en Schots noemen het een trend van ‘informeel sporten en bewegen’ en beschrijven dat die vooral te zien is bij activiteiten in de openbare ruimte. “Er is een toenemende populariteit van sporttakken die gebruikmaken van de openbare ruimte, zoals recreatief wandelen en fietsen, bootcamps, hardlopen en wielrennen.”
Deze ontwikkeling vraagt om infrastructuur die zowel sportieve als andere gebruikers van de openbare ruimte in hun behoeften voorziet en ruimte biedt.
Beweegvriendelijke ruimte voor gezondheidswinst
De plannenmakers voeren nu nieuwe discussies: moet de tijdelijke extra ruimte die diverse Europese steden bieden permanent ingezet worden voor fietsen en lopen? Niet alleen om mensen blijvend meer ruimte te bieden, maar ook om bewegen nog meer te stimuleren en in te zetten als preventieve interventie voor gezondheidswinst.
De fysieke leefomgeving speelt een rol om mensen een meer gezonde en actieve leefstijl te laten aannemen. Niet voor niets adviseerde de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) in 2018 om de leefomgeving beweegvriendelijk in te richten ter bevordering van een gezondere leefstijl.
Sport- en beweegruimte en omgevingswet
De inrichting van de leefomgeving beïnvloedt dus het beweeggedrag waardoor er indirect gezondheidswinst mee kan worden geboekt. En, stelt directeur van het Mulier Insituut Hugo van der Poel, “dat rechtvaardigt aandacht voor deze relatie in de omgevingsvisie, waarmee een grondslag ontstaat voor het opnemen van beweegvriendelijke inrichtingsmaatregelen in omgevingsplannen.”
De vraag is vervolgens: hoe kunnen we ambities en doelen uit de omgevingsvisie concreet realiseren? We verkennen het antwoord op deze vraag door hieronder uiteen te zetten hoe de instrumenten van de omgevingswet in die mogelijkheid voorzien.
De instrumenten van de Omgevingswet
Omgevingsvisie
Gemeenten zijn lokaal verantwoordelijk voor het opstellen van een (gemeentedekkende) omgevingsvisie. In deze visie staan vooral ambities en doelen voor de lange termijn. Voor een gezonde leefomgeving kunnen gemeenten doelen stellen rondom de inrichting van de openbare ruimte. Afhankelijk van de keuzes die de gemeente hierin maakt, zijn de ambities en doelen vrij globaal, zoals “…leefbaar maken van het centrum.”
Programma
Met het programma, een ander kerninstrument van de Omgevingswet, maak je beleid uit de omgevingsvisie geschikt voor uitvoering. Het programma beantwoordt de vraag: hoe gaan we de gestelde doelen in de omgevingsvisie bereiken? Voor de inrichting van de openbare ruimte is het opstellen van een programma niet verplicht, maar het kan wel waardevol zijn als tussenstation en om gewicht in de schaal te leggen voor dit thema.
Omgevingsplan
Het omgevingsplan geeft vervolgens antwoord op de vraag: wat is er mogelijk op een bepaalde plek en onder welke voorwaarden kunnen activiteiten worden uitgevoerd?
Onderstaand schema vat de verschillende instrumenten samen.
Instrument | Functie | Geeft antwoord op de vraag |
omgevingsvisie | Langetermijnvisie door ambities en doelen te stellen. | Wat wil je bereiken? |
programma | Uitvoering geven aan gestelde doelen door het beschrijven van maatregelen. | Hoe wil je dat bereiken? |
omgevingsplan | Mogelijkheden en randvoorwaarden door het opnemen van regels. | Wat is er mogelijk en onder welke voorwaarden? |
Van omgevingsvisie naar omgevingsplan
Hieronder vind je een voorbeeld van de vertaling van ambities en doelen uit de omgevingsvisie naar programma en omgevingsplan.
Omgevingsvisie
Ambitie: Het centrum is goed bereikbaar en toegankelijk voor voetgangers.
Toelichting: Ambities en doelen kun je op verschillende detailniveaus in de omgevingsvisie opnemen. Afhankelijk van het detailniveau kun je ambities uitwerken in concrete doelen (gebieds- of themaspecifiek). Ook biedt de Omgevingswet de mogelijkheid om maatregelen op te nemen in een programma.
Programma
Maatregel: Een goed bereikbaar en toegankelijk centrum vraagt om maatregelen om de beloopbaarheid te vergroten. Om deze doelstelling te behalen wordt gedurende het programma ieder jaar een nieuwe voetgangersroute vanuit de omringende woongebieden naar het centrum gerealiseerd. Als eerste wordt een nieuwe route tussen de locaties A en B aangelegd. Het streven is een beloopbaarheid van deze route van maximaal 10 minuten.
Toelichting: De beloopbaarheid is een maat voor het gemak waarmee mensen in een gebied kunnen lopen, en is onder meer afhankelijk van stratenconnectiviteit, obstakels, hoeveelheid autoverkeer en persoonlijke beleving. Afhankelijk van de keuzes van gemeenten, is het mogelijk om voor het onderdeel ‘openbare ruimte’ een omgevingsprogramma te maken. In dit geval is het opstellen van zo’n programma niet verplicht volgens de Omgevingswet.
Kortom, met het programma koppel je concrete maatregelen voor het beweegvriendelijk inrichten van de openbare ruimte aan doelen uit de omgevingsvisie. Zie het als als een uitvoeringsprogramma, waarmee je fysieke maatregelen aankondigt of beleid uit de omgevingsvisie concretiseert naar uitvoeringsgerichte doelen.
Omgevingsplan
De beloopbaarheid van de route tussen locaties A en B mag niet minder dan 5 minuten zijn. Dit kun je in het omgevingsplan opnemen als ‘omgevingswaarde’.
Toelichting: Een omgevingswaarde is een concreet, meetbaar doel. Sommige doelen zijn immers niet meetbaar, zoals ‘een esthetisch aantrekkelijke omgeving’.
Komt de beloopbaarheid onder een bepaalde waarde? Dan is het college verplicht een programma op te starten om die weer op de gewenste waarde te brengen. Dat vereist dus monitoring en evaluatie. Vooraf moet er daarom overeenstemming zijn over de indicatoren om de beloopbaarheid te meten. Je moet weten welke indicatoren of waarden beschikbaar zijn en spreekt af hoe en onder wiens verantwoordelijkheid de monitoring plaatsvindt. Het is raadzaam om vooraf te onderzoeken of de gestelde waarde haalbaar is, met welke maatregelen en tegen welke kosten.
Beweegvriendelijke omgeving in het omgevingsplan
Het is niet eenvoudig om te weten welke maatregelen een plek uitnodigend en aantrekkelijk maken zodat mensen deze gebruiken om te sporten, bewegen en ontmoeten. Nog lastiger is maken van de vertaalslag naar het omgevingsplan.
Wel bekend is dat bepaalde randvoorwaarden en inrichtingsprincipes bijdragen aan de beweegvriendelijkheid van een plek. Als basis moet een plek aangenaam zijn en zorgen voor een gevoel van veiligheid (lees meer over wat werkt voor een beweegvriendelijke omgeving). Een veilige omgeving is een beweegvriendelijke omgeving, en vice versa. Dat betekent: goed verlichte ruimtes, vrijliggende belangrijke fietspaden, voldoende ruimte voor wandelaars en glad asfalt om te skeeleren. Allemaal relevante aspecten voor de inrichting en het gebruik van de fysieke leefomgeving.
Bouwstenen van een beweegvriendelijke omgeving
Kenniscentrum Sport & Bewegen heeft een e-book ontwikkeld met daarin de werkzame mechanismen, bouwstenen en ontwerpprincipes van een beweegvriendelijke omgeving. Deze bouwstenen worden ruimtelijk verbeeld, waarbij de vertaling wordt gemaakt naar de instrumenten van de Omgevingswet. Lees hier het E-book ‘Bouwstenen van de beweegvriendelijke omgeving’.
Beleidsregels: flexibiliteit en rechtszekerheid
Nu is een omgevingsplan bedoeld als stabiel juridisch-planologisch kader voor gebruik en inrichting van de fysieke leefomgeving. Maar het gebruik van de openbare ruimte verandert snel(ler). Hoe gaan we om met dit spanningsveld?
Beleidsregels kunnen een antwoord zijn op die vraag. Beleidsregels leggen een regel uit het omgevingsplan uit, maar behoren zelf niet tot het plan. Je kunt dus beleidsregels aanpassen zonder het omgevingsplan zelf te veranderen. Je neemt dan regels op in het omgevingsplan over de beweegvriendelijke omgeving en laat die uitleggen door beleidsregels. Dit biedt flexibiliteit, zodat je gemakkelijk inspeelt op veranderend gebruik van de openbare ruimte zonder rechtszekerheid te verliezen.
Zo is het mogelijk om in het omgevingsplan vast te leggen dat (nieuwe) ontwikkelingen beweegvriendelijk moeten zijn. Wat dat vervolgens betekent, wordt in beleidsregels vastgelegd. Ook kun je beleidsregels in de tijd toevoegen, of beleidsregels voor de ene locatie wel opnemen en voor de andere niet. Zo lever je maatwerk.