Het hoofdlijnenakkoord is op 16 mei overhandigd aan de voorzitter van de Tweede Kamer. De tekst in het hoofdstuk Zorg (pagina 15) luidt: “Preventie meer centraal, inclusief sport en bewegen, om de gezondheid te verbeteren, gezondheidsverschillen te verkleinen en de zorgvraag te beheersen.”
En in het hoofdstuk Nationale veiligheid (pagina 22) staat: “Om voetbalhooligans harder aan te pakken, bijvoorbeeld naar Engels model, worden extra maatregelen getroffen. Er wordt vaker een (digitale) meldplicht voor personen met een stadionverbod opgelegd en er wordt een vergunning verleend per (risicovolle) wedstrijd. Daarnaast komt er een verbod op gezichtsbedekkende kleding in voetbalstadions.”
De budgettaire bijlage en de onderliggende stukken bij het eindrapport van de informateurs geven meer inzicht in de voorgestelde bezuinigingen en investeringen die impact kunnen hebben op sport, bewegen en (leefstijl)preventie.
Welke impact kunnen we bij gemeenten verwachten?
Via de subsidieregeling Brede SPUK wordt nu nog door het Rijk geoormerkt geld aan gemeenten uitgekeerd voor onder andere Sportakkoord II en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA), inclusief de Brede Regeling Combinatiefuncties (buurtsportcoaches). De vier partijen hebben in het hoofdlijnenakkoord aangegeven dat ze gemeenten en provincies tegemoet willen komen door specifieke uitkeringen over te hevelen naar het Gemeente- of Provinciefonds. Zo zouden deze overheden meer autonomie en minder administratieve lasten krijgen. Dat gaat wel gepaard met een korting van 10% op het totale budget, een bezuiniging van 638 miljoen euro. Wat dit betekent voor de huidige Brede SPUK wordt komende tijd nader uitgewerkt.
Voor de inzet van buurtsportcoaches gelden bestuurlijke afspraken met een looptijd tot eind 2026. “Gemeenten en Rijk hebben afgesproken dat de rijksbijdrage 40% van het totaalbudget is van de investering voor functionarissen in het sport-, beweeg- en cultuurdomein. Gemeenten organiseren de overige 60% van dit bedrag binnen de financiële mogelijkheden die zij hebben. Dit geldt in het bijzonder voor de periode vanaf 2026, wanneer een nieuwe financieringssystematiek moet worden ingevoerd”, zo staat vermeld in de bestuurlijke afspraken. Voor GALA geldt dat er al juridische toezeggingen zijn waardoor bezuinigen alleen stapsgewijs kan (van 5 miljoen euro in 2025 tot 50 miljoen euro in 2027).
Voor gemeenten dreigt 2026 een zogenoemd ravijnjaar te worden, met tekorten op de gemeentelijke begroting in een overgangsjaar naar een nieuw financieringssysteem. Ook dit kan impact hebben op lokale investeringen in sport, bewegen en preventie. De bijdrage van het Rijk aan de verduurzaming van sportaccommodaties stopt volgens de plannen vanaf 2025: een bezuiniging van 28 miljoen euro. Dit kan gemeentelijke doelstellingen voor verduurzaming bij verenigingen bemoeilijken.
Wat betekenen de voorgestelde belastingmaatregelen voor de sport?
1. Kans op prijsverhoging door hogere btw voor ondernemende sport
De verlaagde btw vervalt voor sport waar de aanbieder naar winst streeft. Hiermee verwachten de formerende partijen 219 miljoen euro op te halen. Dit betekent dat 21% btw in plaats van 9% zal gelden voor onderstaande activiteiten (zie ook het onderliggende stuk 2 van het eindverslag van de informateurs).
- Onder andere ijs-, ski-, kart-, bowling- en golfbanen, maneges, sportaccommodaties/-hallen (ook voor denksporten), fitnesscentra en openbare ruimte gereserveerd voor sportbeoefening (voor bijvoorbeeld wandeltochten, marathons, wielrenwedstrijden)
- Toegang tot sportwedstrijden.
Dit kan leiden tot verhoogde kosten voor abonnementen, losse recreatieve activiteiten en een kaartje voor het bijwonen van een sportwedstrijd. Of dat ook gebeurt, is afhankelijk van de financiële situatie en bedrijfseconomische keuzes van de sportaanbieder. Het Platform Ondernemende Sportaanbieders (POS) heeft hierover een brandbrief geschreven. Ook is er sprake van een gezamenlijke lobby van de sectoren die te maken krijgen met deze voorgenomen hogere btw – onder andere de horeca, boekenbranche en cultuursector.
2. Door verhoging kansspelbelasting wordt afdracht aan georganiseerde sport verlaagd
De kansspelbelasting gaat met 7,3% omhoog. Kansspelbelasting moet worden betaald door casino’s, exploitanten van kansspelautomaten en door organisatoren van kansspelen (zoals loterijen). De Nederlandse Loterij heeft in 2023 52 miljoen euro uitgekeerd aan NOC*NSF als vertegenwoordiger van 77 sportbonden. Volgens berekeningen van NOC*NSF zal de afdracht van de loterijen aan de georganiseerde sport ten opzichte van 2023 dalen met naar verwachting €12,5 miljoen euro bij verhoging van de kansspelbelasting. Dit raakt volgens de sportkoepel de basisfinanciering van sportclubs.
De Vereniging Sport en Gemeenten legt het accent anders. Directeur André de Jeu vindt de huidige manier van sportfinanciering verkeerd, zo vertelde hij bij NPO Radio 1: “Als je het al een crisis noemt, moet je deze gebruiken om tot een toekomstbestendige financiering van de sport te komen en niet afhankelijk te blijven van de rijksoverheid, kansspelbelasting en de verkoop in de sportkantine.” Eerder zijn hierover adviesrapporten van de Nederlandse Sportraad aangeboden aan de minister, over organisatie en financiering van de sport en specifiek voor topsport.
Nog veel vraagtekens over toekomstig preventiebeleid
- Het huidige preventiebeleid wordt vooral incidenteel gefinancierd, in totaal 230 miljoen euro. Dit vervalt.
- De geplande intensivering in publieke gezondheid wordt oplopend structureel verlaagd met 300 miljoen euro. GGD GHOR wordt onder andere hieruit bekostigd. De GGD’s ondersteunen onder meer regionale afspraken over bijvoorbeeld het terugdringen van overgewicht, aansluitend op het Nationaal Preventieakkoord dat tot 2040 loopt.
- 1 miljard euro generieke korting op subsidies, waarbij specifiek die voor gezonde leefstijl, inclusiviteit, participatie en medezeggenschap worden genoemd. De vier partijen vinden dat de effectiviteit en doelmatigheid van deze subsidies niet of onvoldoende bewezen zijn.
De vorige staatssecretaris voor Preventie Maarten van Ooijen noemde dit tijdens het debat leefstijlpreventie van medio mei dat deze combinatie van bezuinigingen niet kan leiden tot een effectieve preventieaanpak. Dit kan echter pas echt worden beoordeeld als de uitwerking van het preventiebeleid in het regeerakkoord is vastgelegd. In het hoofdlijnenakkoord staat daarover: “Preventie meer centraal, inclusief sport en bewegen, om de gezondheid te verbeteren, gezondheidsverschillen te verkleinen en de zorgvraag te beheersen.”
Ook plannen in andere sectoren hebben invloed op sport en bewegen
- Het programma School en Omgeving – dat mede met inzet van sportverenigingen werkt aan kansengelijkheid – wordt beperkt tot de 5% scholen met de grootste achterstandsscore (bezuiniging 157 miljoen euro). Inmiddels zijn er bijna 200 coalities in wijken in heel Nederland gevormd.
- De Maatschappelijke Dienst Tijd wordt geschrapt (860 miljoen euro bezuiniging). Van deze subsidie maken veel verenigingen en maatschappelijke organisaties op lokaal niveau gebruik om het vrijwilligersbeleid een impuls te geven.
- Het Fonds Onderzoek en Wetenschap wordt verlaagd met 1,1 miljard euro (op een totaal van 5 miljard euro in 10 jaar).
- Voor ‘betere ouderenzorg’ is een bedrag van 600 miljoen investering genoteerd vanaf 2027 in de budgettaire bijlage. Niet duidelijk is of dit ook bedoeld is voor vitaliteit van thuiswonende ouderen.
- 5 jaar lang wordt 0,5 miljard beschikbaar gesteld voor het ontsluiten van (nieuwe) woningbouwlocaties. Extra fiets- en wandelpaden zijn daar onderdeel van.
- Structurele bezuiniging van 20% op het aantal ambtenaren op rijksniveau: dit betekent ook minder beleidsmedewerkers beschikbaar voor sport- en beweegbeleid en zelfstandige bestuursorganen waarmee de sportsector samenwerkt, zoals RIVM en RVO.