Bij het landelijk monitoren van sport en beweging is één van de indicatoren het zogeheten ‘wekelijkse sportgedrag’. Daarbij kijken de onderzoekers naar het aandeel van de Nederlandse bevolking van vier jaar en ouder, dat één keer per week of vaker sport. Het onderzoek kijkt niet alleen naar de frequentie van sporten, maar ook naar verschillen tussen leeftijdsgroepen, vergelijking met andere Europees landen, de populariteit van verschillende sporten en ontwikkelingen in de georganiseerde sport.
Sportdeelname Nederland stabiel
Ook in 2019 sportte 54% van de Nederlanders één keer per week of vaker. Dat percentage is de afgelopen tien jaar redelijk stabiel gebleven. Jongeren sporten wel aanzienlijk meer dan ouderen.
- Jongeren van 12 tot 17 jaar sporten het meest: 71%
- Zij worden gevolgd door kinderen van 4 tot 11 jaar met 63%.
- Volwassenen van 18 tot 64 jaar blijven iets achter met 56%.
- Terwijl 65-plussers de hekkensluiters zijn met 35%.
Meer weten over sporten en bewegen in de verschillende levensfases?
Ouderen zijn méér gaan sporten, jongeren minder
Positief is dat het percentage 65-plussers dat sport sinds 2001 wel is toegenomen met 10%. Een belangrijke verklaring hiervoor is de ‘opgebouwde sportervaring’ van nieuwe generatie ouderen. Zij zijn in tegenstelling tot eerdere generaties meer met sport en bewegen in aanraking gekomen en blijven langer actief. Lees er hier meer over.
Opvallend is dat jongeren juist minder zijn gaan sporten: van 81% in 2001 naar 73% in 2019.
Nederland op vierde plaats in Europa
De Eurobarometer Sport van 2018 vergelijkt het sport- en beweeggedrag van inwoners van 15 jaar en ouder uit 28 landen van de EU. Daaruit blijkt dat Nederland in 2017 met een sportdeelname van 56% de vierde plaats inneemt op de Europese ranglijst. Als het gaat om wekelijks recreatief bewegen (zoals tuinieren, fietsen, dansen) is Nederland zelfs koploper met 80% tegen 44% in de rest van Europa.
Individueel sporten neemt toe
Gevraagd naar de manier van sporten, zien we dat steeds meer mensen individueel sporten. Dit blijkt uit zowel het tijdsbestedingsonderzoek van SCP/CBS, als uit de gezondheidsenquête van het CBS en RIVM. Het percentage mensen dat alleen sport is toegenomen van 38% in 2011 naar 42% in 2016. De individualisering blijkt ook de keuze voor het soort sport. Deelname aan fitness en aerobics nam tussen 2001 en 2016 toe van 16 % naar 23%. En ook individuele duursporten als fietsen, wandelen, skeeleren en hardlopen zijn populair.
Clublidmaatschap
Hoe staat het met de organisatie van de sport? Sporten we vooral in clubverband of juist meer ongeorganiseerd?
- Uit onderzoek blijkt dat ongeveer één op de drie Nederlanders (28%) van 6 jaar en ouder in 2018 lid is van een sportvereniging.
- In de periode 2012 tot 2018 zien we wel dat clublidmaatschap afneemt. In 2012 was 32% nog lid van een sportclub.
- De daling is het meest zichtbaar bij mannen (5%).
- In de leeftijdsgroepen van 12 tot 34 jaar daalt het clublidmaatschap in dezelfde periode nog veel sterker: met 9%.
- Vergelijken met andere Europese landen is Nederland één van de koplopers qua sporten in clubverband. Het percentage georganiseerde sporters ligt op 27% tegen 12% in de rest van Europa.
Georganiseerd versus ongeorganiseerd sporten
De afname van georganiseerd sporten en de toename van ongeorganiseerd sporten zien we ook terug in een publicatie uit 2019 van NOC*NSF. Daarin staan de ontwikkelingen in de ledencijfers van bij NOC*NSF aangesloten sportbonden. Uit het rapport blijkt dat het aantal sportlidmaatschappen in de periode 2013 tot 2018 is afgenomen. Terwijl het aantal sporters in deze periode juist is gestegen met 1,5 miljoen, door de grote toename van individueel sporten. Wat we verder zien is dat vooral de jeugd nog in verenigingsverband sport. Van de clubsporters bestaat 33% uit jeugd (5 t/m 18 jaar). Na de puberteit neemt clublidmaatschap sterk af.