Sportbeleid is in de Europese Unie relatief nieuw (sinds het Verdrag van Lissabon uit 2007). Het is bescheiden qua omvang en budget en richt zich op onderwerpen die over de landsgrenzen heen aandacht vragen: good governance, anti-dopingbeleid en toegankelijkheid van de sport voor iedere Europese burger. Daarbij zijn er fiscale regels en Europese regels over staatssteun die ook van toepassing zijn op de sportsector.
Sportevenementen en Natura 2000
Waar lang niet iedereen bij stilstaat, is dat Europees beleid in andere domeinen ook impact heeft op sport en bewegen. Aandachtspunten zijn bijvoorbeeld de Natura-2000-regels bij de organisatie van grote sportevenementen en de regeldruk voor verenigingen. Vanuit de sportsector klinkt dan ook de roep om ‘sport in all policies’.
Dat betekent dat politici bij hun besluitvorming over bijvoorbeeld privacy, openbare aanbestedingen of preventie ook eens de bril van de sport opzetten: hoe pakt het bijvoorbeeld uit voor de vaak kleinere, door vrijwilligerswerk gedreven sportorganisaties? Op het gebied van topsport dichten sommige partijen ‘Brussel’ een grotere rol toe: ‘Europa’ moet dan bijvoorbeeld een Superliga in het voetbal zien te voorkomen of tegenwicht bieden tegen oliestaatjes die bids doen voor grote kampioenschappen.
Niet iedereen denkt daar zo over. Er zijn politieke partijen die de rol van Europa willen beperken tot de hoogst noodzakelijke thema’s, zoals veiligheid, migratieproblematiek en klimaat. Subsidiariteit heet dat in de verkiezingsprogramma’s: de lidstaten hebben de bevoegdheid om beslissingen te nemen en beleid te maken op gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen.
Financieren buiten EU-sportbudget
Sport is een ondergeschoven kindje in Europa: commissaris Iliana Ivanova die erover gaat en de parlementaire commissie CULT die erover vergadert, hebben ‘sport’ niet in hun titel staan. Het totale budget voor subsidieprogramma Erasmus+ in 2021-2027 is 26,2 miljard euro, waarvan 1,9% is gereserveerd voor sportgerelateerde activiteiten, wat neerkomt op 467 miljoen voor Erasmus+ Sport. Daarnaast zijn er investeringen in bijvoorbeeld de Europese Sportweek, EU-bijeenkomsten en het tegengaan van misstanden in de sport.
Vanuit Europees beleid voor innovatie of regionale ontwikkeling kunnen sportinnovatieprojecten of grensoverschrijdende fietspaden worden gefinancierd, maar hier wordt in Nederland relatief beperkt gebruik van gemaakt. Het nieuwe SHARE 2.0 programma van de Europese Commissie wil via thematische communities voor sport de aandacht vestigen op mogelijkheden voor EU-financiering op het gebied van gezondheid, innovatie en duurzaamheid.
Sport impliciet in programma’s
De conclusie: als je het over aandacht voor sport en bewegen hebt op Europees niveau, moet je verder kijken dan alleen de sportparagraaf. En dat is maar goed ook, want in tegenstelling tot lokale, provinciale en landelijke verkiezingsprogramma’s, is er maar één partij die een Europese sportparagraaf heeft geschreven.
Sterker nog: zelfs de politieke partijen die in Nederland bekendstaan om actieve betrokkenheid bij het thema sport en bewegen – VVD, CDA, D66, SP en GroenLinks/PvdA – vermelden er niets of bijna niets over. Bij de slotronde van het onlangs gehouden event Sport, bewegen en de Europese verkiezingen trokken kandidaat-Europarlementariërs allen de conclusie dat ze veel hadden geleerd. De ChristenUnie-kandidaat verzuchtte zelfs dat hij nu zeker weet dat er in het programma van zijn partij aandachtspunten ontbreken.
Een verkiezingsprogramma is in die zin ook maar een momentopname: na de verkiezingen vormen de Nederlandse Europarlementariërs fracties samen met andere partijen vanuit de 27 EU-landen en dan is er vijf jaar om gezamenlijk beleid te controleren en te maken. Dat betekent dat er ook vijf jaar zijn om vanuit de wereld van sport en bewegen issues aan te dragen bij zowel het Europees Parlement als de Europese Commissie.
In het overzicht Sport, bewegen en de Europese verkiezingen van Kenniscentrum Sport & Bewegen staan de 20 partijen die volgens de Kiesraad geldige kandidatenlijsten hebben ingeleverd. Sommige politieke partijen vermelden niets over het onderwerp sport, maar zijn wel met tekstfragmenten opgenomen omdat ze bijvoorbeeld iets vermelden over minder invloed van de EU, wat het sportbeleid zou kunnen beïnvloeden.
Bij een paar partijen was helemaal geen connectie met sport te maken. Voor de andere geldt dat aandacht voor de sportsector vrijwel uitsluitend impliciet aanwezig is. De meeste aandacht voor de thema’s sport, bewegen en gezonde leefstijl is te vinden bij de Partij voor de Dieren en Nederland met een Plan. Een heel specifiek aandachtspunt voor Europarlementariërs is de angst voor een Superliga in de Europese voetbalcompetitie: verwijzingen daarnaar vinden we bij NSC en CDA.
Voornemens
Een aantal voorbeelden van impliciete aandacht lichten we hier uit.
- CDA: ‘Verenigingen moeten hun activiteiten in binnen- en buitenland kunnen ontplooien zonder onnodige regeldruk.’ Dat heeft niet alleen betrekking op sport..
- GroenLinks/PvdA: ‘Openbaar vervoer, deelvervoer, fietsen en lopen krijgen voorrang in het Europese mobiliteitsbeleid.’ Aandacht voor het stimuleren van alledaags bewegen mag je van die partij verwachten.
- VVD: ‘In een dichtbevolkt land als Nederland is maatwerk en slim gebruik van ruimte cruciaal voor toekomstbestendig natuurbeleid.’ Sportorganisaties die tegen Natura-2000-regels aanlopen met de organisatie van sportevenementen of zich zorgen maken over ruimte voor sportaccommodaties, kunnen aan de hand hiervan hun verhaal doen bij Nederlandse Europarlementariërs.
- Bij D66 kun je terecht als je meer inzet zoekt op het gebied van preventie: ‘We staan voor veel gezamenlijke opgaves, zoals grote gezondheidsverschillen tussen mensen, overgewicht en ongezonde leefomgevingen en obstakels in de toegang tot zorg. Een verenigd Europa staat sterker dan individuele lidstaten’. Partij voor de Dieren is explicieter: ‘Het recht op een gezonde leefomgeving gaat boven financiële bedrijfsbelangen. Gezondheid moet de hoeksteen worden van al het Europees beleid. Preventief werken aan gezondheid betekent ook dat de EU een gezonde levensstijl promoot.’
- Onder andere SP en GroenLinks/PvdA verwijzen naar een verbod op ‘geoblocking’. Dat betekent dat het mogelijk moet worden om in heel Europa dezelfde (sport)programma’s te zien, in plaats van de melding dat je bepaalde content niet kan zien vanwege je fysieke locatie in het buitenland.
- De relatief onbekende partij Nederland met een Plan (NL Plan EU) heeft een complete sportparagraaf. Daaruit komt deze passage, die niet duidelijk maakt hoe de EU hierop zou moeten inspelen. ‘Door praktijklessen, zoals vitaliteits- en weerbaarheidprogramma’s, gericht op overtuigen van fysieke en mentale kracht kan theorie, praktijk, sport en ontspanning geïntegreerd worden voor een gezondere leefstijl.’
Nieuw Europees werkplan voor sport
Het vierde EU Work Plan for Sport (2021-2024) is geëvalueerd, met adviezen voor het vijfde plan 2024-2027, dat in principe per 1 juli 2024 in werking zal treden voor alle 27 lidstaten.
Kennisuitwisseling is een van de pijlers van de inzet van de Europese Unie op het gebied van sport en bewegen. Na expert-adviezen en conferenties zijn inmiddels onderwerpen als een duurzame, innovatieve en inclusieve sportsector als prioriteiten vastgelegd. Het ‘Europese Sport Model’ en het vormgeven van op (Europese) waarden gebaseerde governance en sportevenementen ligt ook op het bordje voor het komende werkplan, dat half mei 2024 op de agenda van de sportministers staat.
Na de Europese Verkiezingen zullen nieuw gekozen Europarlementariërs niet alleen problematiek op het gebied van migratie, veiligheid en landbouw op hun bordje krijgen, maar kunnen ze zich ook bezighouden met de vraag hoe het vijfde EU Werkplan Sport bijdraagt aan een fittere Europese bevolking. Dus ook daar draagt je stem voor de Europese verkiezingen aan bij.
Foto boven dit artikel: een interactieve sessie bij het EU Sport Forum 2024 in Luik over Europees sportbeleid.