De Omgevingswet stelt dat gemeenten gezondheid moeten meenemen in hun visie en plannen voor de openbare ruimte. Gezondheid is een breed begrip. Voldoe je al aan de eisen van de Omgevingswet als je zorgt voor schone lucht en daarmee gezondheidsschade voorkomt (gezondheidsbescherming)? Of ga je een stap verder en richt je de openbare ruimte bewust in om meer bewegen te stimuleren (gezondheidsbevordering)? Dat laatste lukt alleen als collega’s uit de domeinen sport, gezondheid en ruimte intensief samenwerken. En dat is helaas nog niet overal de praktijk.
Gescheiden werelden
Nanda Timmerman, Senior Regiocoördinator bij Team Sportservice Noord-Holland (regio Noordkop), herkent bovenstaande realiteit. “Onze organisatie was van oudsher vooral actief op het gebied van sport, daar kwam bewegen bij en nu ook gezondheid. Wij werden vooral gebeld als een gemeente onze hulp wilde bij de activatie van inwoners; de software dus [zie kader, red.]. De keuzes in hardware en orgware waren dan meestal al gemaakt. En hoewel wij daar soms wel vraagtekens bij hadden, stonden we ook op enige afstand van die keuzes.”
Timmerman en haar collega’s zagen steeds meer de nadelen van die gescheiden werelden. “Als je niet betrokken bent bij het geheel, laat je je verantwoordelijkheid ook makkelijker los en dat is zonde. Als een van onze beweegaanpakken in een gemeente bijvoorbeeld niet meer goed werkte, waren wij niet geneigd om oplossingen aan de hardware of orgware kant te zoeken.”
Het keerpunt kwam toen Team Sportservice betrokken raakte bij het project Doortrappen. “Daar waren wij betrokken vanuit gezondheid en sport, maar zaten we ineens ook aan tafel met het domein Verkeer en veiligheid. We ontdekten dat we door samen te werken veel meer kunnen bereiken om inwoners in beweging te krijgen. Het was ineens volstrekt logisch dat wij wel degelijk óók van de hardware en orgware zijn.”
Twee modellen combineren
Team Sportservice adviseert gemeenten nu over het bredere vraagstuk over hoe je een gezonde leefomgeving inricht. Het bijzondere aan hun aanpak is dat ze zowel elementen uit het fysieke domein als het gezondheidsdomein combineren.
Timmerman: “In tegenstelling tot wat collega’s uit het fysieke domein vaak gewend zijn, staan bij ons niet de beschikbare materialen centraal, maar de inwoners. We luisteren eerst naar hun motieven om te bewegen en halen belemmeringen weg. Hiermee volgen we de filosofie van zowel Positieve Gezondheid als het BVO-model. Vervolgens pakken we door met het BVO-model en stellen daarbij de vraag: voldoet het sport- en beweegaanbod volgens de inwoner? Zo niet, ligt het aan het aanbod – de software, aan de organisatie van het aanbod – de orgware of aan de fysieke omgeving – de hardware?”
Praatplaat om de juiste ingang te vinden
De twee modellen helpen heel erg als praatplaten om de juiste ingang te vinden, licht Timmerman toe. “De mensen van sport gaan bijvoorbeeld heel erg ‘aan’ bij het BVO-model, dus die heb je dan al aan boord. Maar als we bij een gemeente aanschuiven voor een gezondheidsvraagstuk, pakken we het model van Positieve Gezondheid erbij. De kracht van beide modellen is dat ze uitgaan van integraal werken en dat je dus vanzelf bij je collega’s uit de andere domeinen uitkomt.”
“Wij zien de modellen als een ladder en kijken per gesprek hoe we onze gesprekspartners die ladder op kunnen krijgen. Je ziet in die gesprekken dat de collega’s uit het sociaal domein ineens herkennen waar hun ambities de buitenruimte raken. En andersom snappen de collega’s van sport ineens waarom zij hun collega’s van het fysieke domein nodig hebben. Verkeer en groen spelen bijvoorbeeld een belangrijke rol als het gaat om speel- en beweegvoorzieningen. Daar zit de kracht in het werken vanuit deze modellen.”
Samen op training
Timmerman is vooral actief in de gemeenten in Den Helder, Schagen en Hollands Kroon. Die laatste is een voorbeeldgemeente op het gebied van positieve gezondheid. “Samen met collega’s uit verschillende domeinen binnen Hollands Kroon deden we een training over positieve gezondheid. Dat bleek een schot in de roos. Want wat bleek: nog lang niet iedereen kende positieve gezondheid als concept en sterker nog: de deelnemers kenden elkaar ook nog onvoldoende.”
“Collega’s uit verschillende domeinen van dezelfde gemeente hebben elkaar dus bij de training ontmoet. Daar hebben ze ook ontdekt wat ze sámen kunnen betekenen voor een gezonde leefomgeving en gezonde inwoners. Dat heeft veel opgeleverd. Een ambtenaar van Gezondheid vertelde laatst nog: ‘Ik mag nu ook ineens iets vinden over parkeerplekken en andere dingen die met de buitenruimte te maken hebben’.”
Gelden voor de leefomgeving benutten
Timmerman erkent dat er tegelijk ook nog veel voorlichting nodig is. “Als je de buurtsportcoaches bijvoorbeeld vraagt hoe het met de wandelgroepen gaat, hoor je soms dat ze aanlopen tegen wegafsluitingen of ontoegankelijke routes. Dan zeggen wij nu: je hoeft geen ander wandelrondje te zoeken, wij gaan hier namelijk ook over. Je kunt als buurtsportcoach ook die signalerende rol pakken en met de gemeente in gesprek gaan over wat je nodig hebt op het gebied van hardware voor jouw wandelgroep. Zo leer je ook als beweegprofessional met andere ogen naar de leefomgeving kijken.”
“Andersom proberen we gezondheidsbevordering onder de aandacht te brengen van het fysieke domein, bijvoorbeeld via de SPUK/GALA-gelden. Die zijn voor een deel gelabeld voor de leefomgeving. Dan wordt er al snel gekeken naar gezondheidsbescherming als luchtkwaliteit. Maar wij vinden: een gezonde leefomgeving gaat óók over bewegen (gezondheidsbevordering). Dus we hopen dat we een deel van die gelden kunnen benutten om de fysieke ruimte meer uitnodigend te maken voor bewegen. Daarmee verhogen we de kwaliteit van de leefomgeving en dat raakt dan weer aan de zes domeinen van positieve gezondheid.”
Wat zie je ervan terug in de praktijk
“Vanuit Team Sportservice zien we dat de gezondheidsmedewerkers van de gemeente veel meer betrokken zijn bij de fysieke ruimte. De JOGG-regisseurs die bij ons in dienst zijn, zitten nu bijvoorbeeld ook aan tafel bij ruimtelijke ordening om mee te denken over een beweegvriendelijke en veilige schoolomgeving. En bij het inrichten van hardware wordt veel explicieter gekeken naar mogelijkheden voor ontmoeting, door bijvoorbeeld bankjes neer te zetten. Zo staat er nu een bankje bij de pump track, waar een oude inwoonster regelmatig even komt pauzeert terwijl ze een ommetje maakt. Ze houdt wel van de reuring bij de pump track en zo hebben we hardware en gezondheid mooi gecombineerd.”
Positieve Gezondheid en het BVO-model
Een goed ontworpen leefomgeving helpt ons om meer te bewegen en gezonder te leven. Iedere beweegvriendelijke omgeving bestaat uit drie elementen: hardware, software en orgware. Deze elementen vormen samen het BVO-model dat beleidsmakers en ontwerpers kunnen inzetten om in hun lokale context een beweegvriendelijke omgeving te ontwerpen. Hierbij staat de inwoner (zie spelende meisje in het model) centraal.
Positieve Gezondheid is een manier van kijken naar gezondheid die niet focust op problemen en klachten, maar op mogelijkheden en eigen regie. Het Positieve Gezondheid-model is uitgewerkt in zes dimensies: lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, meedoen en dagelijks functioneren. Sport en bewegen kunnen grote impact hebben op elk van deze dimensies.
De methodiek Positieve Gezondheid in de leefomgeving brengt positieve gezondheid en het fysieke domein samen. Deze methodiek helpt gemeenten en projectontwikkelaars om gezondheid, kwaliteit van leven en eigen regie centraal te zetten bij het inrichten van de openbare ruimte.