Alles over sport logo

Financiële blauwdruk van de sportsector

Eind 2019 verscheen het Brancherapport Sport (2019), geschreven door onderzoeksbureau KPMG en in opdracht van de NLSportraad. Het rapport schetst de huidige organisatie en bekostiging van de sportbranche. Deze “foto” dient als basis voor het advies over de organisatie en bekostiging van de sport dat de NLSportraad in 2020 publiceert. Naast de foto is er aandacht voor ontwikkelingen die tot dit overzicht hebben geleid. In deze bijdrage zetten we aan de hand van vijf inzichten de belangrijkste cijfers en (ontwikkelingen van) de financiën van de sport op een rij.

Inzicht 1: de sportsector draait bijna volledig op publiek en particulier geld, maar de verhoudingen zijn heel anders per type sportaanbod

Voor de analyse van verschillen in organisatiestructuur en financiële stromen splitsen de auteurs van het Brancherapport Sport het sportaanbod op in drie categorieën:

  • Georganiseerd: sporten in verenigingsverband met lidmaatschapsstructuur en de betrokkenheid van sportbonden en NOC*NSF.
  • Ongeorganiseerd: sporten in de openbare ruimte, op sport-specifieke (courts, playgrounds) of generieke (parken, wandelpaden) infrastructuur.
  • Anders-georganiseerd: het sporten in georganiseerd verband maar buiten verenigingen, zoals bij de fitness, in zwembaden of tijdens (eenmalige) evenementen.
is beschreven in de text
Fig. 1 Bekostiging van sport per segment (Bron: NLSportraad/KPMG)

Inkomsten voor de georganiseerde sport komen voor het overgrote deel van overheden en sporters zelf. Gemeenten betaalden volgens het Brancherapport in 2018 bijna €1 mld. voor aanleg, beheer en onderhoud van sportaccommodaties. Een groot deel hiervan is ‘verborgen’ subsidie aan verenigingen die sportaccommodaties huren. Veel gemeenten brengen namelijk een huur in rekening die niet kostprijsdekkend is. Sporters gaven in 2018 samen zo’n €1 mld. uit, voornamelijk aan contributie-, les- en entreegelden en horecabestedingen. Door sponsoring droegen private partijen in 2018 ook nog ca. €200 mln. bij aan de georganiseerde sport.

Aanbieders in de anders-georganiseerde sport halen hun inkomsten met name uit de portemonnee van de sporter: ongeveer €1,8 mld. (in 2018) voor les- en entreegelden en abonnementen. Zwembaden nemen een bijzondere positie in deze categorie in. Gemeenten ondersteunen zwembaden vorig jaar met €180 mln. door middel van niet-kostprijsdekkende huur of een exploitatiesubsidie.

Het faciliteren van ongeorganiseerde sport loopt bijna uitsluitend – voor 98% – via gemeenten. In totaal investeerden gemeenten in 2018 ca. €1,1 mld. in recreatievoorzieningen in de openbare ruimte, zo stelt het Brancherapport.

Inzicht 2: de gemeentelijke uitgaven aan sportbeleid en -activering en de openbare ruimte dalen, de Rijksuitgaven stijgen (met name voor topsport)

Van de drie overheidslagen besteden gemeenten veruit het meeste aan sport. Hun sportuitgaven voor accommodaties zijn stabiel tussen 2010 en 2017, maar de uitgaven aan sportbeleid en -activering in dezelfde periode dalen met gemiddeld 4,1% per jaar. Ook bestedingen van gemeenten aan de openbare ruimte nemen af. Tussen 2010 en 2016 met gemiddeld 1,5% per jaar en tussen 2017 en 2018 met gemiddeld 11,2% per jaar. De schrijvers van het Brancherapport vinden dit opvallend omdat het aantal sporters en de hoeveelheid sportgeschikte faciliteiten in de openbare ruimte tussen 2008 en 2018 beide juist stijgen.

Het ministerie van VWS besteedt steeds meer aan het beleidsterrein sport. In 2008 nog €86 mln. en in 2018 €134 mln. Dit is een gemiddelde toename van 4,5% per jaar. Uitgaven aan topsport zijn sterker gestegen dan andere uitgaven en daarom ook een steeds belangrijker deel van de Rijksbijdrage aan sport geworden. In 2008 was dit 31% van het totaal en in 2018 45%. De groei zit vooral in het bekostigen van topsportprogramma’s.

Inzicht 3: de prijzen van sport stijgen, in sommige anders-georganiseerde sporten nog meer dan bij verenigingssport

Sport wordt duurder. De gemiddelde jaarlijkse contributie voor verenigingen stijgt sinds 2009 met 2,3% per jaar. Ook de kosten voor sporters in anders-georganiseerde sport zijn gestegen: 2,0% per jaar sinds 2009. De kosten voor fitness en zwemmen, de twee grootste sporten in deze categorie, zijn gemiddeld per jaar zelfs met 2,7% (sinds 2012) en 3,6% (sinds 2008) toegenomen. Toegang tot ongeorganiseerde sport is kosteloos, behalve waar inmiddels vignetten of penningen zijn geïntroduceerd voor mensen die gebruikmaken van de openbare ruimte.

tabel beschreven in de text
Fig. 2 Stijgende uitgaven aan fitness en zwemmen (Bron: NLSportraad/KPMG)

Sporten bij verenigingen is nog steeds ongeveer 3 keer goedkoper dan anders-georganiseerde sport. Dit komt onder andere door de inzet van vrijwilligers, het lagere tarief voor de jeugd en subsidiëring van gemeenten door het berekenen van een niet-kostprijsdekkende huur. Vooral dat laatste levert een flinke bijdrage aan het betaalbaar houden van georganiseerd sporten: gemeenten geven jaarlijks netto ruim €200 per lid uit aan sportaccommodaties (in 2018: €236). Dit is meer dan een lid van een sportvereniging volgens het Brancherapport zelf gemiddeld aan contributie besteedt, namelijk €135 per jaar (in 2018).

Op allesoversport.nl staat ook artikel over de algemene strekking van het brancherapport. Een overzicht van alle centrale thema’s en inzichten in verschillende trends Zo zijn de behoeften van Nederlandse sporters verandert door de toegenomen welvaart en het gebrek aan tijd. Sporters willen meer ongebonden sporten. De sportbranche is weliswaar groter en meer divers, maar is het genoeg?

Inzicht 4: er is sprake van stijgende inkomsten in de georganiseerde sport en anders-georganiseerde sport

NOC*NSF, sportbonden en verenigingen vormen de basisinfrastructuur van de georganiseerde sport. Zij hebben elk te maken met stijgende inkomsten.

  • NOC*NSF ziet haar inkomsten vooral sinds 2015 hard stijgen: 13,1% per jaar. Een belangrijke reden is het extra geld van VWS voor topsport. In verhouding is NOC*NSF door de stijgende rijksmiddelen minder afhankelijk geworden van loterijgelden als inkomstenbron; dit bedrag is sinds 2008 relatief constant.
  • Sportbonden hebben gemiddeld genomen ook te maken met stijgende inkomsten. Dit vindt zijn oorsprong in een hogere contributie per bondslid. In 2011 was contributie goed voor 35% van de inkomsten van sportbonden, tegenwoordig is dit bijna 50%. Er zijn wel duidelijke verschillen tussen bonden: grote bonden hebben relatief veel eigen inkomsten en kleine bonden zijn meer afhankelijk van externe bijdragen.
  • Verenigingen zien stijgende inkomsten sinds 2000 van gemiddeld 2,8% per jaar. Tussen 2015 en 2018 is er vooral veel groei geweest en in de jaren 2009-2015 (ten tijde van de kredietcrisis) was er geen sprake van gelijkblijvende inkomsten.
  • Ook in de anders-georganiseerde sport is sprake van een inkomstenstijging. Bij opkomende sporten als yoga en bootcamp lijkt dit voornamelijk het gevolg van een groeiend aantal beoefenaars. Bij meer ‘traditionele’ sporten, zoals zwemmen en paardrijden, en bij fitness groeien de inkomsten vooral door prijsstijgingen.

Inzicht 5: sportverenigingen maken zich steeds minder zorgen over hun eigen financiële gezondheid

Sportverenigingen zijn sinds 2015 positiever geworden over de eigen financiële gezondheid. In de jaren 2012 tot 2018 is het aandeel verenigingen dat zichzelf als financieel ‘gezond’ kwalificeert, toegenomen van 65% naar 73%. In 2018 vindt slechts 6% van de verenigingen dat ze in een financieel ongezonde situatie verkeren. De inkomstenstijging bij sportverenigingen van de afgelopen jaren is mede aanleiding voor het positieve financiële toekomstbeeld.

tabel beschreven in de tekst
Fig. 3 Zelfbeoordeling financiële gezondheid verenigingen (Bron: NLSportraad/KPMG)

Artikelen uitgelicht


Beleid
Sportaanbieders
professional
feiten en cijfers
beleidsontwikkelingen, waarde van sport en bewegen