Jaarlijks worden grote en kleine sportevenementen geëvalueerd volgens richtlijnen van een groep experts van 25 Nederlandse kennisinstellingen, evenementorganisatoren, adviesbureaus en beleidsorganisaties. Zij zijn verenigd in de Werkgroep Evaluatie Sportevenementen, de WESP.
Lees meer over de WESP en haar leden.
De WESP heeft richtlijnen opgesteld om te meten wat de effecten zijn van evenementen. Er zijn allerlei effecten mogelijk, zowel positieve als negatieve: denk aan milieuvervuiling, een groter saamhorigheidsgevoel, meer promotionele waarde en economische groei.
Wie subsidie aanvraagt voor een evenement, zeker als het om internationaal aansprekende sportevenementen gaat, is vaak verplicht een evaluatie te doen volgens de WESP-richtlijnen. De WESP-methode is ook opgenomen in de Modelaanpak voor de organisatie van sportevenementen van sportkoepel NOC*NSF.
Een belangrijk onderdeel van de evaluatie is de economische impact van een evenement, en de bijbehorende economische impactstudie. Dit artikel legt uit wat dat is.
Wat is economische impact?
Bij een groot, al dan niet internationaal, sportevenement wordt vaak geld uitgegeven dat zonder dat evenement aan iets anders zou worden besteed. Denk aan:
- gekochte toegangskaartjes door bezoekers;
- overnachtingen door deelnemers en bezoekers;
- uitgaven en inkomsten van de organisatie.
>In zekere zin zijn dit allemaal ‘economische effecten’. Ze zijn een gevolg, de impact, van het sportevenement voor de economie. Die wordt als volgt gedefinieerd:
De economische impact van een sportevenement zijn de extra bestedingen die door dit evenement veroorzaakt worden in een afgebakende omgeving van het evenement.
Hoe wordt economische impact gemeten?
De economische impact wordt beschreven in een zogenoemde ‘economische impactstudie’, een EIS. Een dergelijk onderzoek richt zich in principe op de extra, zogenoemde ‘additionele’ uitgaven van:
- bezoekers;
- deelnemers;
- mediavertegenwoordigers;
- de evenementorganisatie.
Wat zijn additionele uitgaven?
Additioneel betekent toegevoegd of extra. In een economische impactstudie worden bestedingen alleen ‘additioneel’ genoemd als ze voldoen aan deze twee voorwaarden:
1. Er is een oorzakelijk verband met de organisatie van het evenement. In de praktijk betekent dit dat alleen de bestedingen worden meegenomen van:
- bezoekers;
- deelnemers;
- organisatie;
- pers.
En dan alleen als zij speciaal voor het evenement naar het onderzoeksgebied zijn gekomen.
Uitgaven van inwoners van het onderzoeksgebied worden vaak als niet-additioneel gezien, omdat het aannemelijk is dat zij het geld dat zij aan of door het evenement besteden anders ook in het onderzoeksgebied zouden hebben uitgegeven, aan andere activiteiten op een ander moment. We gaan ervan uit dat indien het evenement op een andere locatie zou zijn gehouden, waar ook ter wereld, er geen inwoners zijn die speciaal daarvoor naar deze andere locatie zouden zijn gereisd.
2. Er is geen sprake van verschuiving van de vraag. De uitgaven gerelateerd aan het sportevenement moeten niet worden ‘teniet gedaan’ door vermindering van de vraag in andere delen van de economie.
Een voorbeeld van verschuiving zijn subsidies van de lokale overheid: als het evenement niet had plaatsgevonden, waren deze uitgaven van de lokale overheid naar alle waarschijnlijkheid ook in de lokale economie terechtgekomen. Deze uitgaven worden dus niet meegeteld als additioneel.
Hoe zit het met de uitgaven van de evenementorganisator?
Bij de bepaling van de economische impact vanuit de organisatie wordt niet alleen gekeken naar de bestedingen in het onderzoeksgebied. Mogelijk wordt een deel van deze uitgaven namelijk gefinancierd door inkomsten uit het onderzoeksgebied. Daarom worden de inkomsten uit het onderzoeksgebied van de uitgaven afgehaald. Deze lokale inkomsten zouden zonder het evenement in het onderzoeksgebied blijven.
De organisatiebestedingen kunnen daarom zelfs negatief zijn. Dat is het geval wanneer de organisator meer inkomsten van binnen het onderzoeksgebied krijgt dan dat er uitgaven in het onderzoeksgebied worden gedaan.
Er wordt nadrukkelijk niet gekeken naar de inkomsten van uitgaven van derden van wie de organisatie inkomsten ontvangt of aan wie het uitgaven doet. Als de organisator van het evenement bijvoorbeeld een cateraar uit het onderzoeksgebied haalt, worden deze uitgaven volledig binnen de regio gerekend. In werkelijkheid kan de cateraar juist grotendeels zijn kosten, zoals personeel, ingrediënten en materialen, buiten het onderzoeksgebied maken. Omgekeerd kan de organisatie bijvoorbeeld voor de opbouw van het evenement een bedrijf van buiten het onderzoeksgebied inhuren. In dat geval vallen voor deze analyse de uitgaven aan dit bedrijf volledig buiten het onderzoeksgebied, ook al is het in werkelijkheid zo dat dit bedrijf juist allerlei uitgaven (zoals inhuur van personeel, overnachtingen en materialen) binnen het onderzoeksgebied doet. Al deze indirecte effecten zijn zeker van belang voor de regionale economie, maar het is bijzonder lastig en zeer arbeidsintensief om zulke effecten in kaart te brengen.
Geven studies naar economische impact een realistisch beeld?
Bij grootschalige sportevenementen zijn er vele economische effecten die tegelijkertijd optreden in het onderzoeksgebied. Naast bovengenoemd voorbeeld speelt mee dat bestedingen mogelijk níet worden gedaan tijdens een sportevenement, bijvoorbeeld omdat toeristen wegblijven of omdat inwoners de drukte vermijden. Deze bestedingen zouden in mindering gebracht moeten worden bij de additionele bestedingen. Helaas is het vaak niet mogelijk om de niet-bestedingen goed in kaart te brengen omdat de mensen die wegblijven niet te bevragen zijn.
Hoewel onderzoekers zich veelal bewust zijn van de beperkingen en ze er zo zorgvuldig mogelijk mee proberen om te gaan, blijft het mogelijk dat de uitkomsten van een economische impactstudie niet helemaal overeenkomen met de werkelijkheid.
Onderzoekers van de WESP proberen steeds betere methodes te vinden om de economische impact vast te kunnen stellen. Zo zijn ze strenger geworden over de additionele uitgaven door inwoners van het onderzoeksgebied: ook al doen die tijdens een evenement wellicht extra bestedingen in de lokale economie, veel van dat geld zou vroeger of later in hetzelfde gebied zijn uitgegeven.
In ieder geval worden evenementen door de richtlijnen van de WESP op een zelfde manier geëvalueerd. Dat biedt bestuurders de mogelijkheid om inzicht te krijgen in de additionele uitgaven die het evenement in een onderzoeksgebied veroorzaakt.
Hoe goed kun je sportevenementen en hun impact vergelijken?
De richtlijnen van de WESP schrijven voor hoe onderzoekers de additionele uitgaven moeten meten. Daarvoor worden dezelfde vragenlijsten en methoden gebruikt. De meeste rapportages worden door collega-onderzoekers gecontroleerd in een zogenoemd ‘peer-review’. Bij goedkeuring mag het onderzoek gepubliceerd worden met vermelding van het WESP-logo. Deze werkwijze maakt het mogelijk om de uitkomsten met elkaar te vergelijken.
Wel moet worden opgepast met het trekken van conclusies op basis van die uitkomsten. Evenementen verschillen sterk op een veelvoud van factoren, zoals:
- het type evenement;
- het feit of er aan topsport of aan breedtesport wordt gedaan;
- de sportdisciplines;
- het doel;
- de duur;
- de locatie;
- de weersomstandigheden.
Bij het vergelijken van evenementen moet ook daar natuurlijk rekening mee worden gehouden.
Economische impact is niet het enige dat telt
Een onderzoek naar de economische impact van een evenement geeft geen antwoord op de vraag of een sportevenement goed is voor de samenleving. Daarvoor zou je beter een maatschappelijke kosten- en batenanalyse, een MKBA, kunnen uitvoeren; daarin worden alle maatschappelijke effecten van sportevenementen tegen elkaar afgezet.
Zo’n maatschappelijk onderzoek is wel ingewikkeld en tijdrovend. Daarom wordt vaak gebruik gemaakt van een economische impactstudie, de hierboven genoemde EIS.