In dit artikel vind je de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek en lees je tips en adviezen waarmee je als trainer en coach bij een sportvereniging je voordeel kunt doen.
Een eerste reactie vanuit de praktijk is duidelijk: fijn dat hetgeen we door ervaring al weten, nu ook wetenschappelijk is onderbouwd!
Het onderzoek in het kort
De Utrechtse organisaties Kinderbewegingscentrum Wilhelmina Kinderziekenhuis UMC Utrecht, Kenniscentrum Revalidatiegeneeskunde, De Hoogstraat Revalidatie en Lectoraat Leefstijl en Gezondheid, Hogeschool Utrecht werken nauw samen in een overkoepelend onderzoek.
Dit overkoepelende onderzoek bestaat uit twee elkaar aanvullende onderzoeken, namelijk: Health in Adapted Youth Sport (HAYS)en Sport-2-Stay-Fit.
Het doel van het HAYS onderzoek is het onderzoeken van de effecten van fysieke fitheid, fysieke activiteit, gezondheid, aandacht en psychosociaal functioneren en blessures bij sportende en niet-sportende jongeren met een fysieke beperking of chronische aandoening.
Bij de Sport-2-Stay-Fit studie staat het evalueren van een interval training en naschools sportprogramma in het speciaal onderwijs op dezelfde uitkomstmaten centraal.
Aan het onderzoek namen kinderen en jongeren met een lichamelijke beperking of chronische aandoening deel. Het merendeel van de onderzoeksgroep bestond uit kinderen/jongeren met cerebrale parese (CP) (zuurstoftekort bij de geboorte) en spina bifida (‘open rug’), maar ook met bijvoorbeeld een aangeboren hartafwijking, amputatie, diabetes, astma, reumatische aandoening of epilepsie namen deel. De leeftijd varieerde van 8 tot en met 18 jaar. Bekijk een kennisclip van de onderzoeken.
Geïnteresseerd in publicaties? SUPER-lab heeft een overzicht.
Sporten is gezond voor jongeren met een beperking
De resultaten van het onderzoek laten duidelijk zien dat sporten ook gezond is voor kinderen en jongeren met een lichamelijke beperking of chronische aandoening. Wanneer ze twee keer per week sporten bij een vereniging scoren ze in vergelijking met jongeren die dat niet of 1 keer doen op alle uitkomstmaten van het onderzoek beter.
Concreet betekent dit dat de sportende jongeren fysiek fitter en actiever zijn. Ze hebben een lager vetpercentage, een betere conditie van de vaten, een groter zelfvertrouwen en hogere kwaliteit van leven in vergelijking met jongeren die niet of weinig sporten.
Al veel winst behaalt in de afgelopen tien jaar
In het onderzoek is een groep jongeren met cerebrale parese (CP) vergeleken met een groep jongeren met CP uit een onderzoek van tien jaar geleden. De jongeren van nu zijn een stuk fitter dan de jongeren van tien jaar geleden. Waarschijnlijk komt dit doordat er in de afgelopen tien jaar vooral binnen de zorg, maar ook binnen het speciaal onderwijs veel meer aandacht is gekomen voor bewegen en sport.
Meer weten over de stand van zaken in Nederland over het beweeg- en zitgedrag van jongeren met een chronische aandoening of beperking. Bekijk dan de Report Card
Jongeren met een beperking zijn goed trainbaar
Wat misschien nog wel belangrijker is, is dat je als trainer kinderen en jongeren met een beperking echt aanspoort om zich in te spannen. Jongeren met een beperking zijn goed trainbaar. De jongeren volgden twee keer per week een intervaltraining en konden dit prima aan. Het effect hiervan was na acht weken meetbaar; de jongeren hadden een beter sprintvermogen, konden beter meekomen tijdens de sportlessen en dit ook langer volhouden.
Jongeren die vervolgens 1 keer per week extra gingen sporten via een naschools aanbod hadden na zes maanden een lager vetpercentage en een beter sprintvermogen. De fitheidswinst na het 8-weekse trainingsprogramma bleef na een half jaar ook behouden bij de groep jongeren die niet extra ging sporten.
Dit betekent dat je voor het opbouwen van conditie de normale trainingsprincipes kunt gebruiken die gelden voor jongeren zonder beperking. Wel is het belangrijk dat je voldoende rusttijd inbouwt, omdat dezelfde oefeningen voor jongeren met een beperking zwaarder kunnen zijn. Met een hartslagmeter controleer je dit eenvoudig. Bovenal is het belangrijk dat sporten leuk is, dan willen jongeren er ook voor gaan.
Wil je meer weten over het testen van fitheid bij kinderen en jongeren met een beperking, bekijk dan het artikel ‘Testen fitheid bij kinderen met een chronische aandoening of beperking’.
Tijdens het onderzoek waren ouders regelmatig verbaasd over wat hun zoon of dochter kon of hoe hun kind over zichzelf dacht. De inschatting van ouders zit niet altijd op een lijn met die van hun zoon of dochter.
Niet-sportende kinderen en jongeren kwetsbaarder voor het krijgen van blessures
In het onderzoek is ook informatie over blessures verzameld. De kans op een blessure is bij kinderen en jongeren die sporten wel wat hoger in vergelijking met hun niet-sportende leeftijdsgenootjes. De kinderen en jongeren die eenmaal per week sporten, hebben een groter risico dan hun leeftijdsgenootjes die ten minste twee keer per week sporten.
De niet-sportende jongeren lopen de meeste blessures op tijdens spelactiviteiten (denk aan buiten spelen) of schoolgym en de sportende jongeren tijdens trainingen. Het soort (sport)blessures van kinderen en jongeren met een fysieke beperking of chronische ziekte is vergelijkbaar met leeftijdsgenootjes zonder een ziekte of beperking.
De belangrijkste boodschap is dat de belastbaarheid van niet-sportende jongeren lager ligt dan die van sportende jongeren. Ook vanuit preventief oogpunt is sporten voor deze groep jongeren dus van belang en dan het liefst twee keer per week.
Het zorgvuldig opbouwen en trainen is dus belangrijk voor elke sporter. Een basis fitheid is nodig om vervolgens te kunnen belasten. Niemand kan nu eenmaal een topwedstrijd spelen zonder te trainen! Ook deze speciale groep jongeren niet.
Sporten als vrijetijdsbesteding belangrijk
Het sporten binnen een reguliere sportvereniging of vereniging voor aangepast sporten brengt kinderen en jongeren heel veel: niet alleen fitheid en gezondheid zijn belangrijk, maar ook het sociale aspect is. Denk hierbij aan vriendjes, samen sporten en het gevoel dat je ergens bijhoort. Het is van belang dat kinderen en jongeren vanuit de zorg of revalidatie goed begeleid worden naar een sportaanbod. Dan kun je als trainer beter aansluiten de specifieke wensen en mogelijkheden en wordt sporten ook een vrijetijdsbesteding en geen therapie.
Samenwerking en dialoog tussen zorg en sport van belang
De onderzoekers denken dat er een belangrijke adviserende rol is weggelegd voor de zorgprofessionals zoals bijvoorbeeld kinder- en sportfysiotherapeuten binnen en buiten de revalidatie. Zij kunnen zorgen voor een overdracht van kennis en informatie naar trainers en coaches. Als trainer heb je bijvoorbeeld informatie over de belastbaarheid nodig. De kinder- en sportfysiotherapeut kan deze informatie voor je vertalen in praktisch handvatten voor de training.
Omgekeerd is het fijn als je een vraag over belastbaarheid voor kunt leggen aan een expert. Tijdens een recent symposium gaven veel therapeuten aan graag te willen samenwerken met verenigingen en open te staan voor een dialoog. Helaas is hier in de praktijk niet altijd de ruimte voor.
Tip: ga vooral uit van je eigen expertise. Het is vaak niet nodig om het kind vanuit een medisch perspectief te benaderen. Gebruik je bijvoorbeeld zelf een hartslagmeter tijdens een training, doe deze dan eens om bij een kind met een beperking. Dit geeft vaak al heel veel inzicht.
Nieuwe beweegrichtlijnen zijn ook toepasbaar voor jongeren met een beperking of chronische ziekte
Het advies van de Gezondheidsraad aan de minister van VWS over de beweegrichtlijnen is in het onderzoek niet meegenomen. Desondanks schatten de onderzoekers in dat de richtlijnen ook een prima uitgangspunt zijn voor kinderen en jongeren met een beperking. Aandachtspunten zijn er wel: vermoeidheid is hiervan een belangrijke.
Sporten kan een kind met een lichamelijke beperking meer energie kosten dan zijn leeftijdsgenootjes zonder beperking. Hierdoor kan een kind sneller vermoeid zijn. Het is belangrijk om hiermee rekening te houden.
Juist door training kun je de belastbaarheid van de kinderen vergroten, wat een positief effect heeft op de ervaren vermoeidheid. Dit is vergelijkbaar bij kinderen en jongeren zonder beperking: hoe fitter je bent, hoe meer je aan kunt! Bij kinderen met een motorische aandoening kun je de spierfunctie trainen. Dit kan eraan bijdragen dat ze activiteiten in het dagelijks leven beter volhouden.
Bewustwording belangrijk
De onderzoekers geven aan dat het ontzettend belangrijk is dat je je als trainer of coaches bewust bent van de mogelijkheden die ook kinderen en jongeren met een beperking hebben. Wees vooral niet bang om deze jongeren aan te sporen tijdens een training!
Een idee dat de onderzoekers verenigingen mee willen geven is om te spelen met het indelen op sportniveau in plaats van op diagnoses. Met andere woorden: ga uit van de mogelijkheden en niet van de beperkingen. Dit levert voor kinderen en jongeren vaak meer uitdaging op en het komt het sociale aspect ook ten goede. Op deze manier ontstaat (meer) ruimte voor diversiteit.
Creativiteit
Als trainer is het belangrijk om creatief om te gaan met de mogelijke beperkingen en deze te zien als een uitdaging. Bedenk bijvoorbeeld oefeningen die op verschillende niveaus uitgevoerd kunnen worden zodat iedereen mee kan doen. Vraag eventueel het handboek uit het onderzoek Meedoen met Sport op. Hierin staan vele oefeningen en mediakaarten die ook gebruikt kunnen worden bij sporttrainingen.
De onderzoekers hopen dat het onderzoek een bijdrage levert om trainers en coaches te stimuleren en ondersteunen zodat nog meer jongeren met een lichamelijke beperking of chronische aandoening in de toekomst ervaren hoe leuk en gezond sporten bij een vereniging is.
Meer weten over het onderzoek?
Contactgegevens
Contact over S2SF studie
Maremka Zwinkels
M.zwinkels@dehoogstraat.nl
Contact over HAYS studie
Kristel Lankhorst
kristel.lankhorst@hu.nl