Alles over sport logo

Sport voor sociaal-emotionele ontwikkeling bij kinderen met autisme

Sport kan veel mogelijkheden bieden om de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen met autisme op een positieve manier te stimuleren. Dit artikel beschrijft waarom sport voor kinderen met autisme belangrijk is en hoe de trainer sport passend kan maken voor kinderen met autisme. Bovendien wordt de ‘SportZorg-piramide’ geïntroduceerd die het impliciet en expliciet werken aan de sociaal-emotionele vaardigheden via de sport laat zien.

Studie naar sport en de sociaal-emotionele ontwikkeling bij kinderen

Er is al veel geschreven over het autismevriendelijk maken van sport1,2. Sport kan echter meer betekenis hebben dan alleen sportdeelname als doel op zich3,4,5. Het huidige onderzoek bestudeert op welke manier sport de sociaal-emotionele ontwikkeling bij kinderen (kinderen en jongeren tot 23 jaar) met autisme zou kunnen stimuleren.

Op het moment is er debat gaande tussen de gezondheidszorg, jeugdzorg en sport over de betekenis van de term ‘werkzame elementen’, en Kenniscentrum Sport is hierbij betrokken. In het huidige onderzoek wordt met de term bedoeld: ‘de handelingen en factoren die bijdragen aan het behalen van een bepaald doel voor een specifieke doelgroep’. Het onderzoek draagt daarmee bij aan de zoektocht naar ‘mogelijk werkzame elementen’ in de sport.

Dit artikel is een tussenevaluatie op basis van literatuuronderzoek over de mogelijk werkzame elementen waar de sporttrainer gebruik van kan maken om de sociaal-emotionele ontwikkeling bij kinderen met autisme te stimuleren. Deze mogelijke werkzame elementen vertalen zich in handreikingen voor trainers en hulpverleners om op een passende manier sport- en beweegactiviteiten te kunnen bieden aan kinderen met autisme. Afstemming is hierbij het sleutelwoord en dat kan alleen bereikt worden met de nodige kennis. Aankomende maanden worden de bevindingen vanuit de literatuur aan de hand van interviews in de praktijk onderzocht om uiteindelijk tot een adviesrapport te komen.

Wat is autisme?

Voor de sporttrainer is het belangrijk om te weten dat Autisme Spectrum Stoornis een ontwikkelingsstoornis is die zich vooral kenmerkt door beperkingen in sociale interactie, communicatie en regelmatig ook in de motoriek6. Daarnaast vertonen kinderen met autisme stereotype gedrag en hebben ze beperkte interesses. Autisme uit zich op veel verschillende manieren en in verschillende mate, waardoor elk kind met autisme geheel andere gedragingen kan laten zien. De problematiek wordt mede veroorzaakt door problemen in de informatieverwerking, waardoor kinderen met autisme de omgeving als een onsamenhangend geheel ervaren. Voor kinderen met autisme is het daarom belangrijk om structuur in hun leven en duidelijkheid over de wereld om hen heen te krijgen.

Het leven zit echter vol verrassingen, veranderingen en dynamiek. Bij het spelen met leeftijdgenootjes ontstaat er geregeld verwarring en miscommunicatie vanwege het verkeerd interpreteren van zowel verbale als non-verbale interactie7,8. Daardoor kunnen conflicten ontstaan en voelen kinderen met autisme zich niet begrepen7,9. De stress die kinderen ten gevolge daarvan ervaren, zorgt ervoor dat ze eerder neigen naar sedentaire individuele activiteiten10,11. Wanneer kinderen zich afzonderen, zullen ze minder ontwikkeling doormaken op sociaal-emotioneel gebied9. Zij leren namelijk juist van de relatie met de ander, de omgeving en zichzelf12. Daarom zijn beweging en interactie belangrijk voor zowel de fysieke als mentale persoonlijke ontwikkeling.

Sport als kans voor kinderen met autisme

Waarom zou sport zo kansrijk kunnen zijn voor kinderen met autisme? Vanwege de problemen in de alledaagse communicatie met leeftijdgenoten en overprikkeling, onthouden kinderen met autisme zich sneller van fysieke activiteiten7,9,11. Dit heeft consequenties voor de eigen gezondheid en participatie in de maatschappij10. Toch geven kinderen met autisme aan behoefte te hebben aan georganiseerde en gestructureerde activiteiten7,13. De georganiseerde sport kan daarin voorzien9.

Wanneer kinderen met autisme tijdens de sport met leeftijdsgenoten communiceren, gebeurt dat onder begeleiding van een trainer. Met duidelijke regels en in een gestructureerde en veilige omgeving kan een kind met autisme zijn sociale vaardigheden versterken3,4,14. Wanneer er zich problemen voordoen in de communicatie, kan de trainer daar uitleg en begeleiding bij geven. Buiten school komen kinderen met autisme zo toch meer in contact met leeftijdsgenoten en kan de kans op sedentair en solitair gedrag zo verminderd worden7,13.

Tevens kunnen kinderen met autisme mogelijk met meer plezier verschillende vaardigheden leren, omdat het op een andere manier gaat dan in de thuissituatie of op school (T. Blom, persoonlijke communicatie, 16 november 2015). Het biedt kinderen de mogelijkheid zich te focussen op de eigen kwaliteiten en vooruitgang daarin, in plaats van op de problemen5. Daarbij is het wel van belang om maatwerk te bieden aangezien autisme veel verschillende uitingsvormen heeft15. Alleen op een afgestemde manier kan sport bijdragen aan de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Bijdrage van sport aan sociale en emotionele ontwikkeling voor kinderen met autisme

Over het algemeen kan sport positief bijdragen aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen met autisme3,4,14. Door te sporten worden bepaalde hersengebieden gestimuleerd en stoffen aangemaakt die de sociaal-emotionele ontwikkeling bevorderen14,16,17. Daarnaast bestaan er aanwijzingen dat sport met een afgestemde invulling van de training zou kunnen bijdragen aan het verbeteren van:

  • sociale vaardigheden (samenwerken, omgaan met afspraken en regels, sociale responsiviteit)5,18
  • communicatievaardigheden3
  • aandacht voor en uitvoering van taken op school17,19,20
  • zelfregulatie14, waaronder agressie regulatie5,21
  • zelfvertrouwen5,18
  • eigenwaarde18
  • weerbaarheid5
  • stressklachten en kwaliteit van leven22

De belangrijkste voorwaarde van een positieve bijdrage door sport is plezier. Wanneer een kind met autisme een sport wil uitoefenen, dan moet het een sport zijn die het kind zelf ook leuk vindt. Voor kinderen met autisme is het soms moeilijk om er achter te komen welke sport ze zelf leuk vinden. Projecten zoals Special Heroes helpen kinderen met autisme hierbij door introductielessen aan te bieden van verschillende soorten sport. Daarnaast moet de pedagogische context van de sport goed zijn afgestemd op het kind om ontwikkeling zo goed mogelijk te stimuleren3. De trainer is daarin de cruciale factor5.

Hoe kan de trainer het verschil maken?

Om de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind met autisme goed te kunnen stimuleren, heeft de trainer kennis nodig. Kennis bestaat volgens de formule van Weggeman (2000)23 uit: ‘informatie x (ervaring x vaardigheden x attitude)’. Het zijn dynamische concepten die allen met elkaar in verbinding staan en elkaar wederzijds beïnvloeden, te zien in Figuur 1. Om een goede afstemming op het kind met autisme te kunnen bereiken, heeft de trainer informatie nodig over de achtergrond en symptomen van autisme24. Daarnaast heeft de trainer informatie nodig over belangrijke aspecten die ervoor zorgen dat kinderen met autisme de sport op een succesvolle manier kunnen uitoefenen. Deze informatie kan worden verkregen door bijvoorbeeld relevante websites, artikelen, boeken, verslagen en rapporten te lezen. Daarnaast kan de informatie vergaard worden via een opleiding of cursus. Tot slot kan monitoring van de training de nodige informatie opleveren. Het monitoren van de training houdt in dat de handelingen van de trainer (acties) en de gebeurtenissen binnen die training (effect) systematisch worden bijgehouden, weergegeven in Figuur 1. Zo kan de trainer nagaan of een gebeurtenis tijdens de training het effect was van een bepaalde handeling. Deze ‘data’ zijn nieuwe informatie voor de trainer waardoor de kennis van de trainer toeneemt. De mate van het verkrijgen, verwerken en de betekenisgeving van informatie door de trainer hangt af van:

  1. De ervaring vanuit de privé-situatie, professionele achtergrond of vrijetijdsbesteding.
  2. De nodige vaardigheden die deels aangeboren, maar ook deels aangeleerd zijn (T. Blom, persoonlijke communicatie, 16 november 2015).
  3. De attitude die gevormd wordt door affiniteit met de doelgroep5, de overtuiging dat sport een bredere betekenis kan hebben en het vertrouwen dat de trainer daar zelf verschil in kan maken.

Andersom kan de trainer met de verkregen informatie weer meer ervaringen opdoen, de nodige vaardigheden ontwikkelen en een attitude vormen die affiniteit uitdrukt. Dit zorgt weer voor informatie en op deze manier vormt deze dynamische cyclus de nodige kennis en vaardigheden om een goede afstemming op het kind te kunnen bereiken.

Illustratie KennisFormule van Matthieu Weggeman (2000)
(Foto: Nathalie Lallush)

Er bestaan methoden die helpen om met de kennis een leerzaam klimaat voor kinderen met autisme te creëren. De TEACCH (Treatment and Education of Autistic and related Communication handicapped Children)25 is de meest bekende methode7,18. Structuur aanbrengen is het belangrijkste kenmerk van deze methode. ‘Geef me de 5’ sluit hierop aan met de vragen: Wie, Wat, Hoe, Waar, Wanneer26. Social Stories27 is een methode om specifiek sociale vaardigheden te trainen. TARGET28 (Task, Authority, Rewards, Grouping, Evaluation and Time model) zou een methode zijn om de motivatie te behouden16.

In deze methoden komt naar voren dat structuur en duidelijkheid de kernbegrippen zijn om voor een kind met autisme iets overzichtelijk te houden. Dit kan men realiseren door regelmaat, duidelijke regels te stellen, concreet te zijn en een vaste manier van handelen te hebben. Bij het aanbrengen van structuur en duidelijkheid moet in de pedagogische sportcontext gedacht worden aan: de invulling van de training, inrichting van de fysieke omgeving en wijze van communicatie.

Invulling van sporttraining voor kinderen met autisme

Voor kinderen met autisme is het belangrijk om van tevoren duidelijkheid te hebben over het programma van de training. Hierbij moet gedacht worden aan:

  • welke oefeningen en spellen worden uitgevoerd,
  • op welke manier dit gebeurt,
  • waarom dit zo gebeurt,
  • welke regels erbij horen,
  • wanneer dit gebeurt,
  • waar dit gebeurt,
  • hoeveel tijd het gaat kosten en
  • welke materialen erbij gebruikt worden1,2,25.

Wanneer er nieuwe oefeningen aangeleerd worden, dan moet dit in stapjes gebeuren4,16. Voor kinderen met autisme is de uitleg van een oefening duidelijker wanneer de trainer deze zelf voordoet en daarbij verbaal wordt ondertiteld15,16,18.

Fysieke omgeving

In de fysieke omgeving kan het trainingsprogramma met de regels worden verduidelijkt door ze visueel te maken met picto’s, video’s of een bord15,16,18,25. Verder moet de training plaatsvinden in een zo prikkelarm mogelijke omgeving. Het trainings- en spelgebied kan afgebakend worden door middel van kleuren, lijnen en materialen. Aangezien het kind tijdens de training veel informatie en prikkels binnen krijgt, is het soms nodig dat het kind zich even terug kan trekken naar een eigen rustplek om deze te kunnen verwerken1,2,7.

Communicatie

Vanwege de moeite met informatieverwerking is het nodig dat duidelijkheid en structuur terug te vinden zijn in de communicatie.

Voor de verbale communicatie betekent dit:

  • over het hier en nu praten,
  • concreet zijn,
  • geen beeldspraak gebruiken en
  • de informatie kort en bondig houden7.

Het is belangrijk om een kind de tijd te geven om informatie te kunnen opnemen en verwerken, zodat het kind erop kan reageren1,2,12.

Structuur en duidelijkheid bieden geldt niet alleen voor de communicatie tussen het kind en de trainer zelf, maar ook voor sturing van de communicatie tussen de kinderen onderling7,18. De trainer moet hiervoor stevig in zijn schoenen staan, wat betekent dat de trainer het kind op zijn gedrag durft aan te spreken, het gedrag van het kind niet te veel op zichzelf betrekt, persoonlijke grenzen aangeeft, de situatie kan overzien, niet in de stress schiet, overzicht houdt en weet wat hij moet doen en kan verwachten5 (T. Blom, persoonlijke communicatie, 16 november 2015).

Naast de regels van de sport wordt ook de etiquette, zoals het wachten in een rij, op de beurt wachten en luisteren als iemand praat, als sociale vaardigheid aangeleerd16,18. Deze houding van formeel leiderschap moet wel in balans zijn met een empathische houding door begrip en interesse te tonen en door zorg en ondersteuning te bieden24. Tevens is het gebruik van de interesse van het kind belangrijk om aandacht te krijgen, het kind te motiveren, plezier te bieden en houvast te geven aan het kind1,2,4,12.

In de non-verbale communicatie is het belangrijk dat de trainer zich bewust is van de eigen gezichtsexpressie en gebruik van (eigen) ledematen1,2. Kinderen met autisme hebben namelijk moeite de gezichtsexpressie en lichaamstaal van anderen af te lezen7. Het is van belang dat de trainer in zijn beweging aansluit op die van het kind, zodat de afstemming wordt bevorderd12. Van tevoren moet voor het kind duidelijk zijn wat de bewegingen van de trainer betekenen, zoals het opsteken van een hand7. De trainer moet consequent zijn in het gebruik van lichaamsbewegingen als tekens, zodat de lichaamsbeweging van de trainer voor het kind met autisme duidelijk blijft.

Door de aanpassingen in communicatie weet het kind met autisme beter wat hij van de trainer kan verwachten en kan het kind een veiliger gevoel krijgen7. Dit draagt bij aan het opbouwen van een goede vertrouwensband met het kind24. Een goede vertrouwensband is belangrijk om de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind zo optimaal mogelijk te kunnen stimuleren.

Doordat de trainer structuur en duidelijkheid creëert binnen de sporttraining, kan de trainer volgens de volgende mogelijke werkzame elementen binnen de pedagogische sportcontext de sociaal-emotionele ontwikkeling bij kinderen met autisme stimuleren:

Succesmomenten creëren

Succes ervaren is voor kinderen met autisme van cruciaal belang29. Het geeft de kinderen zelfvertrouwen, motivatie en plezier. Daarom is het ook erg belangrijk zowel de ouders als het kind te betrekken om samen naar een juiste afstemming te zoeken en realistische doelen te stellen30. Door het kind te betrekken bij het stellen van doelen en te laten kiezen uit oefeningen, kan het kind een gevoel van eigen regie krijgen24,31. Het gevoel van eigen regie is belangrijk om zelfvertrouwen op te bouwen.

Gebruik van competitie

Naast succes ervaring, is het ook belangrijk dat kinderen leren omgaan met tegenslagen en zo zelfregulatieve vaardigheden ontwikkelen. In dit verband kan het gebruik van competitie wel goed zijn, mits het in kleine stappen wordt opgebouwd29. Een kort spelletje van vijf minuten waarbij er een winnaar is, zou al een vorm van competitie zijn. Bij competitie moet de nadruk komen te liggen op het spel zelf en niet op het winnen. De trainer moet dan ook meer progressie dan prestatie georiënteerd zijn5.

Samenwerking bevorderen

Tevens zijn spelletjes waarbij samenwerking nodig is erg belangrijk om in de training te gebruiken16,18. Door een groepsgevoel te creëren leert het kind zowel sociale vaardigheden als communicatievaardigheden. Dit kan de trainer doen door de kinderen te stimuleren elkaar te helpen, elkaar om hulp te vragen, dingen te delen en elkaar te observeren16,18. Ook kan de trainer zelf meedoen in de activiteiten van de training18. Op deze manier stimuleert de trainer als rolmodel de motivatie en aandacht van de kinderen voor de uitvoering van de (groeps)activiteiten. De betrokkenheid van alle deelnemers en het groepsgevoel bevorderen het leerklimaat binnen de training13. Daarnaast is de kwaliteit van de band met de trainer ook bepalend voor de vooruitgang in sociale ontwikkeling3,14.

De invulling van de training, inrichting van de fysieke omgeving en communicatie zijn samen de basis voor het creëren van succesmomenten, gebruik van competitie en bevorderen van de samenwerking. Deze aspecten vormen samen de pedagogische sportcontext5,29. Om een training plezierig te maken voor een kind met autisme, moet de trainer dus op deze aspecten van de pedagogische sportcontext afstemming vinden met het kind.

Monitoring

Om de sporttraining goed af te stemmen op het kind moet de trainer zich bewust zijn van zowel zijn eigen houding en vaardigheden als van de houding en vaardigheden van het kind. Deze kennis kan verkregen worden door monitoring toe te passen16,18. Dit houdt in dat de trainer bijhoudt hoe het kind zich gedraagt, wat de vooruitgang is in de uitvoering van de sport en wat de handelingen van de trainer zelf daarbij waren.

Voor het kind is het belangrijk om feedback te krijgen op zijn gedrag en uitvoering van de sport4,7,16. De focus moet komen te liggen op positieve feedback door onder andere het kind te laten inzien dat stagnaties of fouten onderdeel zijn van een groeiproces32. Tijdens de training moet de trainer veel complimenten geven wanneer hij gewenst gedrag en vooruitgang in uitvoering ziet4,16. Daarnaast is het ook raadzaam om de ouder op de hoogte te houden van de gedragingen tijdens de training en de uitvoering van de sport.

Het is van belang dat zowel de trainer als het kind zelf zicht hebben op het proces van ontwikkeling in de sport4,16,18. Het zorgt voor verbetering in de aandacht, motivatie en competentie van zowel het kind als de trainer. De trainer kan het kind het besef bijbrengen dat de geleerde sociaal-emotionele vaardigheden ook buiten de sport gebruikt kunnen worden29.

Voor de trainer zelf is het belangrijk om zijn eigen handelen bij te houden (of hierbij hulp te krijgen van een ondersteunende trainer of begeleider13, zodat hij er achter komt welke handelingen bijdragen aan de ontwikkeling van het kind en welke handelingen tegenwerken18. Zo kan een kind met autisme ineens overstuur raken, minder goed luisteren of zich terug trekken, omdat er bijvoorbeeld wat veranderd is in de trainingssituatie in vergelijking met de voorgaande keren. Via monitoring kan de trainer er achter komen wat er dan veranderd is vergeleken met de voorgaande keren. De houding en vaardigheden van de trainer kunnen alleen afgestemd zijn op het kind, wanneer hier kritisch naar wordt gekeken en dit wordt geëvalueerd. Monitoring geeft nieuwe informatie en draagt daardoor bij aan de kennis van de trainer.

Mate van zorg voor afstemming

Om goed mee te kunnen doen in de sport worden verschillende vaardigheden aangesproken zoals zelfregulatie, aandacht, sociale vaardigheden en communicatievaardigheden3,4,14. Door deze vaardigheden aan te spreken, werkt het kind al impliciet aan de sociaal-emotionele ontwikkeling via de sport. Voor kinderen met autisme is het vanwege de beperkingen moeilijker om goed mee te kunnen doen in de sport dan voor kinderen met een typische ontwikkeling. Daarom is er aandacht nodig voor de aspecten van de pedagogische sportcontext. De mate van zorg die nodig is voor een goede afstemming hangt af van de mate van afwijkend gedrag door autisme. Onder zorg wordt in dit verband verstaan: aandacht voor de pedagogische sportcontext, toepassing van monitoring, begeleiding en expertise door kennis. De pedagogische context van de sport wordt in overleg met de ouders en het kind afgestemd op het kind1,2.

Hoe meer aandacht er nodig is voor de afstemming van de pedagogische sportcontext, hoe meer er gradueel van impliciet naar expliciet wordt gewerkt aan de sociaal-emotionele vaardigheden van het kind. Dit is te zien in de SportZorg-piramide van Figuur 2. Wanneer de trainer alleen sport op zich als doel heeft en in mindere mate de focus legt op de zorg, dan wordt er impliciet gewerkt aan ontwikkeling via de sport. Als de trainer naast sport ook als doel heeft de sociaal-emotionele ontwikkeling te stimuleren en meer de focus legt op de zorg, dan wordt er steeds meer expliciet gewerkt aan ontwikkeling.

Illustratie SportZorg-piramide, SEO = werken aan sociaal-emotionele ontwikkeling
(Foto: Kenniscentrum Sport)

Hoe zwaarder de problematiek van het kind met autisme, hoe meer begeleiding er nodig is bij het sporten en hoe meer eisen er gesteld worden aan de kwaliteiten van de trainer5. Voor een juiste begeleiding in de sport moet de keuze gemaakt worden tussen regulier en aangepast sporten. De soort sport is afhankelijk van de kwaliteiten en wensen van het kind.

Kinderen die meedoen aan reguliere sport kunnen impliciet leren van het gedrag van de kinderen zonder beperkingen7,10. De kinderen zonder beperking zijn dan een soort rolmodel en kunnen helpen als een soort tutor van de kinderen met autisme. Kinderen zonder beperking leren op hun beurt beter omgaan met verschillen. Het kunnen meesporten met de reguliere groep geeft de kinderen met autisme meer uitdaging, stimulatie en motivatie en daardoor de mogelijkheid om sociale vaardigheden beter te leren. Ze worden niet in een hokje geplaatst en kunnen volwaardig meedoen in de maatschappij.

Wanneer er bij de reguliere groep al meer zorg wordt geboden, bijvoorbeeld door het toepassen van monitoring, dan wordt er al iets meer expliciet gewerkt aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. Een voorbeeld hiervan is de sportaanpak ‘MeedoenPlus’ die opgezet is in het project ´Meedoen Alle Jeugd door Sport´, te lezen in het rapport van Buysse & Duijvestijn (2011)5.

Het is niet altijd haalbaar om een kind met autisme mee te laten doen met de reguliere groep. Daarom bestaan er speciale teams of groepen binnen de reguliere vereniging, die bestaan uit kinderen met autisme of andere beperkingen. De begeleiding schenkt hierbij wat meer aandacht aan de afstemming van de pedagogische context van de training. Voorbeelden van speciaal binnen regulier zijn auti-teams of G-teams.

Ook hierbij kan er vanuit de zorg meer aandacht aan afstemming worden besteed, bijvoorbeeld door de kinderen eerst bij de jeugdinstelling zelf te laten sporten. De sportaanpak ‘Uit- en thuiswedstrijd’ is hier een voorbeeld van5.

Soms kan vanwege complexe problematiek, zoals bijkomende beperkingen in motoriek of onvoldoende ontwikkelde sociale vaardigheden, een kind met autisme niet goed meekomen in de speciale groep binnen de reguliere sport. Daarvoor bestaat er de voorbereidende sport, die het kind de nodige vaardigheden leert en het kind kennis laat maken met de sport. Bij de voorbereidende sport krijgt het kind meer individuele begeleiding en zijn de activiteiten meer laagdrempelig van aard. Voorbeelden hiervan zijn Special Heroes en Sport Extra. Vanwege de extra zorg wordt er via de sport meer expliciet gewerkt aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen.

Wanneer de sport echt als middel wordt ingezet, dan is er een goede samenwerking nodig tussen een professional uit de jeugdzorg en de trainer van de sport. Ontwikkeling van sociaal-emotionele vaardigheden is hierbij het doel, waarbij de trainer de focus nog meer op de zorg legt. Met deze sportaanpak, zoals ‘Groepsmethode’5, wordt er dus nog meer expliciet geleerd via de sport.

Tot slot bestaat er één op één begeleiding voor kinderen met zware en complexe problematiek, die (nog) niet mee kunnen doen in een groep. De begeleiding besteedt heel veel aandacht aan de zorg om de sport goed te kunnen afstemmen op het kind. Er is dan veel aandacht voor de sociaal-emotionele vaardigheden die nodig zijn om passend te kunnen meedoen in de sport.

Als er ook echt persoonlijke gedragsdoelen bij het kind met autisme zijn gevormd, dan is de sport met één op één begeleiding een interventie die in de top van de piramide staat. Met deze sportaanpak zoals ‘Privéles’5 werkt het kind expliciet aan de sociaal-emotionele vaardigheden.

Wanneer er bij de sport meer zorg geboden moet worden, is meer pedagogische expertise nodig. Dit kan door een pedagogische scholing van de trainer, maar ook door een samenwerking tussen de trainer en begeleider (vanuit de jeugdzorg). Het is aan te raden om een ondersteunende begeleiding bij een groep of team met kinderen met autisme te hebben5,13. De trainer kan dan het sportprogramma verzorgen en de ondersteunende begeleiding kan meer individuele hulp bieden aan kinderen met autisme, zodat er een goede afstemming kan ontstaan. Het bevordert bovendien de veiligheid en toegankelijkheid en draagt bij aan de kennis omdat de trainer en begeleider dan monitoring toe kunnen passen. Op deze manier kan de trainer met kennis een goede afstemming bereiken tussen het kind en de pedagogische sportcontext en zodoende via de sport de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind stimuleren.

Samenvatting en conclusie

Sport kan bijdragen aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen met autisme als de pedagogische sportcontext goed is afgestemd op het kind3,4,14. Door zo een emotioneel veilig klimaat te creëren, kan het kind op een plezierige manier deelnemen aan sport en daarin positieve ervaringen opdoen. Samen met het zelfvertrouwen dat het kind hierdoor opbouwt, vormt het de basis voor ontwikkeling van andere competenties, zoals sociale vaardigheden, communicatievaardigheden en zelfregulatie, binnen de sociaal-emotionele ontwikkeling5,13,31. Plezier is immers de basis voor een goede ontwikkeling.

De trainer is de cruciale factor voor het creëren van afstemming in de sport5. Om tot een goede afstemming te kunnen komen, heeft de trainer kennis nodig die bestaat uit informatie die gekoppeld wordt aan de context van de ervaring, vaardigheden en attitude van de trainer23. De informatie moet bestaan uit de symptomen en achtergrond van autisme en de belangrijke aspecten binnen de pedagogische sportcontext voor kinderen met autisme24. Met deze informatie kan de trainer meer ervaring opdoen en zijn vaardigheden en attitude verbeteren.

Door de juiste kennis kan structuur en duidelijkheid aangebracht worden in de invulling van de training, fysieke omgeving en communicatie25. Dit vormt een goede basis voor de mogelijk werkzame elementen: succesmomenten creëren, gebruik van competitie en samenwerking binnen de groep bevorderen29. Al deze aspecten samen vormen de pedagogische sportcontext en moeten afgestemd worden op de kwaliteiten van het kind. Deze afstemming kan verbeterd worden door monitoring van het gedrag en de prestaties tijdens de training16,18. Daarnaast moet de trainer in gesprek blijven met het kind, zijn ouders en eventueel de begeleider om een goede afstemming te kunnen bereiken30.

Hoe meer het kind afwijkend gedrag vertoont, hoe meer aandacht besteed moet worden aan de pedagogische sportcontext om afstemming te bereiken en hoe meer er gradueel van impliciet naar expliciet wordt gewerkt aan de sociaal-emotionele vaardigheden van het kind via de sport. Dit betekent dus meer aandacht voor structuur, duidelijkheid, succesmomentjes, competitie, samenwerking en de monitoring daarvan.

Aankomende maanden wordt onderzocht in hoeverre trainers aandacht besteden aan de genoemde aspecten van de pedagogische sportcontext en wat dit volgens de trainers heeft opgeleverd. De resultaten worden verwerkt in een adviesrapport, waarin de verbinding wordt gelegd tussen wetenschap en praktijk. In het adviesrapport wordt dieper ingegaan op de nodige kennis voor het creëren van afstemming in de pedagogische sportcontext door de trainer. Daarmee kan er een stap verder worden gekomen in de zoektocht naar de mogelijk werkzame elementen waarvan de sporttrainer gebruik kan maken om de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen met autisme via de sport te stimuleren.

Meer informatie:

Meer lezen? Vind meer publicaties over sport en bewegen en kinderen met autisme in de Kennisbank Sport en Bewegen.

Bronnen

  1. NOC*NSF/ Academie voor Sportkader. (2012). In beweging met autisme – Naar een autismevriendelijke vereniging. Verkregen op 24 januari, 2016.
  2. NOC*NSF/ Academie voor Sportkader. (2012). Trainen en coachen van sporters met autisme. Verkregen op 24 januari, 2016.
  3. Sowa, M., & Meulenbroek, R. (2012). Effects of physical exercise on Autism Spectrum Disorders: A meta-analysis. Research in Autism Spectrum Disorders, 6, 46–57. doi: 10.1016/j.rasd.2011.09.001
  4. Lang, R., Koegel, L. K., Ashbaugh, K., Regester, A., Ence, W., & Smith, W. (2010). Physical exercise and individuals with autism spectrum disorders: A systematic review. Research in Autism Spectrum Disorders, 4, 565–576. doi: 10.1016/j.rasd.2010.01.006
  5. Buysse, W., & Duijvestijn, P. (2011). Sport zorgt: Ontwikkeling van vier waardevolle sportaanpakken voor jongeren in de jeugdzorg. Amsterdam: DSP Groep.
  6. American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). Washington, DC: American Psychiatric Association.
  7. Müller, E., Schuler, A., & Yates, G. B. (2008). Social challenges and supports from the perspective of individuals with Asperger syndrome and other autism spectrum disabilities. Autism, 12, 173-190. doi: 10.1177/1362361307086664
  8. Vandereijcken, W., Hoogduin, C. A. L., & Emmelkamp, P. M. G. (2008). Handboek Psychopathologie Deel 1: Basisbegrippen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
  9. Pan, C. Y. (2009). Age, social engagement, and physical activity in children with autism spectrum disorders. Research in Autism Spectrum Disorders, 3, 22–31. doi: 10.1016/j.rasd.2008.03.002
  10. Pan, C. Y. (2008). Objectively measured physical activity between children with autism spectrum disorders and children without disabilities during inclusive recess settings in Taiwan. Journal of Autism Developmental Disorders, 38, 1292-1301. doi: 10.1007/s10803-007-0518-6
  11. Pan, C. Y., Tsai, C. L., & Hsieh, K. W. (2011). Physical activity correlates for children with autism spectrum disorders in middle school physical education. Research Quarterly for Exercise and Sport, 82, 491–498. doi: 10.5641/027013611X13275191443982
  12. Van Veen-Graafstal, S., Heijligers, C. M. A., & Bosman, A. M. T. (2012). Onderzoek naar de methodiek Emerging Body Language: Een eerste verkenning. Boxtel: Radboud Universiteit Nijmegen.
  13. Breedveld, K., Bruining, J. W., Van Dorsselaer, S., Mombarg, R., & Nootebos, W. (2010). Kinderen met gedragsproblemen en sport: Bevindingen uit de literatuur en uit recent cijfermateriaal. ’s-Hertogenbosch: Mulier Instituut.
  14. Pontifex, M. B., Fine, J. G., Cruz, K. da, Parks, A. C., & Smith, A. (2014). The role of physical activity in reducing barriers to learning in children with developmental disorders. Monographs of the Society for Research in Child Development, 79, 93-118. doi: 10.1111/mono.12132
  15. Schultheis, S. F., Boswell, B. B., & Decker, J. (2000). Successful physical activity programming for students with autism. Focus on Autism and Other Developmental Disabilities, 15, 159-162. doi: 10.1177/108835760001500306
  16. Movahedi, A., Bahrami, F., Marandi, S. M., & Abedi, A. (2013). Improvement in social dysfunction of children with autism spectrum disorder following long term Kata techniques training. Research in Autism Spectrum Disorders, 7, 1054-1061. doi: 10.1016/j.rasd.2013.04.012
  17. Nicholson, H., Kehle, T. J., Bray, M. A., & Van Heest, J. (2011). The effects of antecedent physical activity on the academic engagement of children with autism spectrum disorder. Psychology in the Schools, 48, 198–213. doi: 10.1002/pits.20537
  18. Pan, C. Y. (2010). Effects of water exercise swimming program on aquatic skills and social behaviors in children with autism spectrum disorders. Autism, 14, 9-27. doi: 10.1177/1362361309339496
  19. Pitetti, K. H., Rendoff, A. D., Grover, T., & Beets, M. W. (2007) The efficacy of a 9-month treadmill walking program on the exercise capacity and weight reduction for adolescents with severe Autism, Journal of Autism and Developmental Disorders, 37, 997–1006. doi: 10.1007/s10803-006-0238-3
  20. Rosenthal-Malek, A., & Mitchell, S. (1997). Brief report: The effects of exercise on the selfstimulatory behaviours and positive responding of adolescents with autism. Journal of Autism and Developmental Disorders, 27, 193–202. doi: 10.1023/A:1025848009248
  21. Allison, D. B., Basile, V. C., & MacDonald, R. B. (1991). Brief report: Comparative effects of antecedent exercise and Lorazepam on the aggressive behavior of an autistic man. Journal of Autism and Developmental Disorders, 21, 89–94. doi: 10.1007/BF02207001
  22. García-Villamisar, D. A., & Dattilo, J. (2010). Effects of a leisure programme on quality of life and stress of individuals with ASD. Journal of Intellectual Disability Research, 54, 611–619. doi: 10.1111/j.1365-2788.2010.01289.
  23. Weggeman, M. C. D. P. (2000). Kennismanagement: de praktijk. Schiedam: Scriptum.
  24. Boonstra, N., & Hermens, N. (2011). De maatschappelijke waarde van sport: Een literatuurreview naar de inverdieneffecten van sport. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
  25. Mesibov, G.B., Shea, V., & Schopler, E. (2005). The TEACCH approach to autism spectrum disorders. New York: Kluwer Academic/Plenum.
  26. Bruin, C. de (2004). Geef me de 5 : een praktisch houvast bij de opvoeding en begeleiding van kinderen met autisme. Doetinchem: Graviant educatieve uitgaven.
  27. Gray, C. (2002). My social stories book. London: Jessica Kingsley Publishers.
  28. Ames, C. (1992). Classrooms: Goals, structures, and student motivation. Journal of Educational Psychology, 84, 261–271. doi: 10.1037//0022-0663.84.3.261
  29. Super, S., Verkooijen, K., & Koelen, M. (2016). The role of community sports coaches in creating optimal social conditions for life skill development and transferability – a salutogenic perspective. Sport, Education and Society. In press. doi: 10.1080/13573322.2016.1145109.
  30. Levy, S., Kim, A., & Olive, M. L. (2006). Interventions for young children with autism: A synthesis of the literature. Focus on Autism and Other Developmental Disabilities, 21, 55-62. doi: 10.1177/10883576060210010701
  31. Hilhorst, J., Schipper – van Veldhoven, N., Jacobs, F., Theeboom, M., & Steenbergen, J. (2014). Trainer-kind INterACTIE: Onderzoek naar het gedrag van trainer/coaches en de betekenis ervan voor de ontwikkeling van kinderen in de georganiseerde sport. ’s-Hertogenbosch: Blackbox Publishers.
  32. Bredemeier, B. L., & Shields, D. L. (2006). Sports and character development. President’s Council on Physical Fitness and Sports, Series 7, No. 1.


Artikelen uitgelicht


Meedoen door sport en bewegen
Jongeren, Kinderen
professional
feiten en cijfers
in beweging brengen, sporten met een gedragsaandoening