Naar een veilig sportklimaat
Sinds wanneer hebben we eigenlijk aandacht voor veilig en plezierig sporten? Johan Steenbergen (directeur Kennispraktijk) schetst een historisch perspectief. “Zo’n dertig jaar geleden kwam het thema op in de vorm van Fair Play. De visie was toen nogal hoog-over en normatief. Een veilig sportklimaat werd gezien als iets wat je kunt opleggen met regels.”
Uitspraken en trends over veilig sportklimaat en positieve sportcultuur zijn opgetekend tijdens het Kenniscafé Sport Live! op 26 november op de KNVB Campus in Zeist en in beeld gebracht door Getekend Verslag.
Maar het werd steeds duidelijker dat verandering begint bij bewustzijn. Ook groeide de maatschappelijke rol van sport.
Rond 2009 kregen naast de sportbonden ook de verenigingen een steeds grotere rol. Een positieve sportcultuur werd iets wat je samen construeert. De vraag ontstond: wat kunnen verenigingen zelf doen voor een positief sportklimaat? Steenbergen: “De mentaliteit is veranderd. Veilig in de sport is nu: veilig op de club.”
“Het denken over sport veranderde. We begonnen sport te zien als iets om waarden mee te vormen. We bedachten dat je er niet bent met regeltjes, maar dat je moet kijken naar gedrag en attitude.”
Johan Steenbergen
(klik op de illustratie voor een vergroting)
Meer aandacht voor het sportende kind
Ook kreeg sport een pedagogische rol. We zien sport tegenwoordig als krachtig middel om kinderen zich te laten ontwikkelen. Voorvechter van een ontwikkelingsgericht sportklimaat is Nicolette Schipper-van Veldhoven (lector sportpedagogiek, Windesheim), mede-auteur van het boek: Een pedagogisch sportklimaat, het realiseren van een positieve sportclubcultuur. “De sport heeft een roze bril op. We denken vaak dat sport vanzelf wel sociaal is. Dat is niet zo.”
Er is volgens haar meer pedagogische visie nodig. “We moeten vanuit het kind denken, het kind centraal stellen in plaats van de sport. Ga daarom het gesprek met ouders aan vanuit de gedachte: jij wilt toch ook het beste voor je kind?” Ook vindt ze dat alle vrijwilligers in de sport, zeker degenen die met jeugd werken, een pedagogische cursus moeten volgen.
Wat heeft VSK opgeleverd?
David Romijn van Mulier Instituut is betrokken bij de monitoring van VSK en het sportklimaat. Hij ziet positieve signalen. “Het aantal sportverenigingen dat aandacht besteedt aan het thema Veilig Sportklimaat is gestegen naar 81%. Ook is het aantal sportbetrokkenen met negatieve ervaringen gedaald.”
De Nederlandse cijfers zijn vergelijkbaar met de rest van Europa, behalve deze: 60% van de mensen sport voor het plezier. Ter vergelijking: het Europese gemiddelde is 28%. Romijn concludeert: “Sport plezierig maken, betekent mensen aan het sporten krijgen.”
Welke opbrengsten zien betrokkenen verder? Marijke Fleuren (kernteam VSK) noemt de interactie tussen verschillende partijen. “Dit contact is zo waardevol bij het realiseren van een positief sportklimaat. We moeten het gesprek blijven faciliteren.” Het thema kent volgens haar geen begin en geen einde. Daarom stelt ze dat VSK vanaf het begin is ingericht op borging.
Erik Gerritsen (kernteam VSK, KNHB) ziet als belangrijke opbrengsten alle ontwikkelde producten en initiatieven. “Het is heel belangrijk die te behouden.’’ Hij dankt de verdubbeling in aantal hockeyers sinds de jaren ‘90 zelfs aan het positieve sportklimaat van de hockeysport. ‘’Laten we vooral een positieve focus behouden, samen voor een positief klimaat strijden met alle voorstanders. Je kunt je energie maar één keer besteden.”
Meer plezier en minder gedoe op de velden is de opbrengst volgens Jan-Dirk van der Zee (kernteam VSK, KNVB). Hij noemt ook het overlijden van grensrechter Richard Nieuwenhuizen als wake-up call tijdens het programma. “Toen voelden we echt: het is tijd om nog meer in de uitvoering te gaan.”
Aantal opbrengsten van Veilig Sportklimaat op een rij:
- Minder gedoe en meer plezier op het veld
- Positieve cijfers in de VSK-monitor
- Meer contact en samenwerking tussen stakeholders
- Ontwikkelde producten en initiatieven, zoals trainingen voor coaches en bestuurders.
Lees de voortgangsrapportage van Mulier Instituut (2018) voor het totaaloverzicht.
De blik vooruit naar positieve sportcultuur
Nu is ook de tijd om vooruit te kijken. Heerst er angst dat het kabinet met het aflopen van het programma denkt: nu kunnen ze het zelf wel? Dat valt wel mee. De meeste partijen vertrouwen op blijvende aandacht voor het thema. Zeker nu de contouren van de nieuwe plannen steeds duidelijker worden. Annelies Pleyte (directeur sport VWS) geeft aan: “Met dit thema zijn we nooit klaar. Daarom heeft een veilig en positief sportklimaat een belangrijke plek in het Sportakkoord.” Met name de deelakkoorden Positieve Sportcultuur en Vitale Sportaanbieders zetten hierop in.
1. De toekomst: het Sportakkoord en de vereniging?
Het deelakkoord Vitale Sportaanbieders zet in op de toekomstbestendigheid van verenigingen en sportaanbieders. Bij de plannen heeft de sportvereniging een belangrijke rol. Veel mensen sporten namelijk ook voor het sociale aspect. Maar zijn de verenigingen eigenlijk wel voldoende betrokken bij het Sportakkoord?
Jill Eekhart (voorzitter Amsterdamse voetbalvereniging DVVA) vindt van niet. “Er is te weinig verbinding gezocht. Bovendien is het Sportakkoord abstract. Wat betekent het concreet voor de vereniging?” Er zijn meer verenigingen die haar gevoel delen. Een deel van het veld vindt dat beleidsmakers al aan de voorkant behoeften en verhalen uit de praktijk moeten ophalen.
Maar de meningen blijken verdeeld. Anderen vinden dat je eerst vanuit overkoepelende visie en kennis beleid moet maken, om dat daarna lokaal in te kleuren met verenigingen. Sommigen vragen zich zelfs af of je verenigingen wel moet willen ‘vermoeien’ met alle hoog-over discussies? Hebben ze hun handen niet al vol aan het dagelijks bestuur? Kortom, dát het gesprek met clubs en sporters belangrijk is, staat vast. Maar de meningen verschillen over of dat al eerder had gemoeten.
Ook over het Sportakkoord verschillen de meningen: de een vindt het te abstract en met onvoldoende handelingsperspectief, de ander ziet voldoende concrete handvatten noemt het een kwestie van uitleggen. Tot slot leven er vragen over de communicatie. Hoe weten straks al die 26.000 verenigingen – en andere sportaanbieders – wat het Sportakkoord voor hen betekent? Het gevoel dat verenigingen onvoldoende zijn betrokken, ligt dus misschien ook aan een gebrek aan helderheid.
2. De toekomst: commercialisering van de sport
Van alle sporters is 30% lid van een vereniging. Dat betekent dat veel mensen op andere manieren sporten. Het deelakkoord Vitale Sportaanbieders kijkt dan ook naast verenigingen naar commerciële aanbieders. Moeten we sport meer aan de markt overlaten?
Er heerst verdeeldheid. Een deel van het veld ziet de vereniging als hoogste goed, iets wat we moeten beschermen tegen de nadelen van de marktwerking. Sommigen zijn bang dat het unieke Nederlandse verenigingsleven ten onder zal gaan. Zo ook Sjors Brouwer (KNVB). “Nederland versplintert en de vereniging is daarop een antwoord. Bewegen is belangrijk, de vereniging nog belangrijker.” Een andere angst is de verarming van de sport. De marktwerking zou het bestaan van vooral de kleine verenigingen bedreigen.
Andere partijen zien vooral kansen in de verbinding tussen commercieel aanbod en verenigingen. En in de ondernemersgeest die verenigingen kunnen leren van commerciële aanbieders. Bij deze groep heerst vooral de gedachte: we moeten meegaan met wat mensen willen. Ook Pleyte staat open voor verbinding met het commerciële domein. “Bovendien: als Nederland al versplintert, dan moeten we dat niet op de schouders van de vereniging leggen.” Paul van der Meer (Kenniscentrum Sport) vult aan: “Commerciële aanbieders begrijpen dat mensen blijven bewegen als ze het leuk vinden. En het elkaar ontmoeten draagt daaraan bij. Dat inzicht is cruciaal.” Ook Patrick Rijnbeek (directeur NLActief) ziet veel kansen. “Waarom slaan we de handen lokaal niet meer ineen? Denk aan een samenwerking tussen de voetbalclub en de fitnessschool. Het is zonde om te denken in termen van bedreigingen. Laten we kijken naar alle kansen en daarbij de vraag stellen: wat wil de sporter?”
3. De toekomst: bij wie begint cultuuromslag?
Iedereen vindt positieve sportcultuur belangrijk. Maar waar begint dat eigenlijk? Bij de sporter, zegt de één. Bij de bonden, zegt de ander. Bij de vereniging, zeggen velen. Maar zitten verenigingen wel op deze verantwoordelijkheid te wachten? Volgens sommigen zijn verenigingen in theorie gemotiveerd om actief te werken aan een positieve sportcultuur, maar is de praktijk weerbarstig vanwege overvolle takenlijsten.
Een tegengeluid daarop is dat in deze discussie teveel vanuit verenigingen wordt gedacht. Er is zoveel meer. Bovendien is de vraag of je überhaupt wel bij de sport moet beginnen voor een cultuuromslag. Gert-Jan Lammens (directeur Rotterdam Sportsupport) vindt van wel: “Het is zo belangrijk om te investeren in de sportsector. Sport is de kracht voor een beter Nederland.” Maar anderen vinden juist dat de cultuur buiten de sport op orde moet zijn, en dat de sport dan vanzelf volgt. Kortom, de vraag blijft: wat is de verantwoordelijkheid van de sport?
Eindconclusie
Het actieplan Veilig Sportklimaat heeft de nodige positieve opbrengsten opgeleverd. Het is zaak om in de concrete uitwerking van het Sportakkoord deze opbrengsten mee te nemen. Daarbij moet goed gekeken worden naar de rol van de vereniging en naar de verbinding met (of bedreiging van) het commerciële domein. En we moeten in gesprek blijven met de clubs én de sporters. Linksom of rechtsom, één ding staat volgens alle deelnemers aan de discussie vast: een veilig en plezier sportklimaat is ontzettend belangrijk. Blijvende aandacht en energie in het thema blijft dus van belang.
Meer lezen? Vind publicaties over Veilig Sportklimaat in de Kennisbank Sport en Bewegen.