Meestal zijn de trainers van kinderen op sportverenigingen vrijwilligers. Vaak zijn dat ouders of leden die ouder zijn dan de kinderen. Zij moeten ervoor zorgen dat de kinderen het leuk vinden om te sporten, en tegelijk hun prestaties volhouden en verbeteren. Bovendien moeten ze ervoor zorgen dat de jonge sporters zich veilig voelen.
Dit alles bij elkaar is niet gemakkelijk. Het komt voor dat kinderen worden gepest, gedemotiveerd zijn, faalangst hebben of balen van het vertrek van clubgenootjes. Wat jeugdtrainers dan doen, en soms nalaten, toont deze casestudy over een korfbalvereniging in Arnhem die kampte met een dalend aantal jeugdleden. De meeste kinderen stoppen namelijk met sporten vanwege de manier waarop er wordt getraind, of vanwege de onderlinge verhoudingen.
Interviews met jonge korfballers en hun trainers
Onderzoekers van het lectoraat sportpedagogiek Hogeschool Windesheim spraken 7 jeugdtrainers, en 10 jeugdleden van 5 tot 10 jaar oud. Ze wilden weten wat de jeugdleden vonden van wat de trainers deden om iedereen optimaal te laten presteren. Ze keken ook of de jeugdtrainers beschikken over de juiste kennis, begeleiding en opleidingen om de jeugdleden te trainen. En ze keken naar de specifieke problematiek, de verenigingscultuur en behoeften binnen deze korfbalvereniging.
Verder vroegen ze zich af of de jeugdleden het gevoel kregen dat ze hun doelen kunnen bereiken, dat ze zelf invloed hebben op hun gedrag, en dat ze deel uitmaken van een groter geheel: hun team en hun club. Wanneer deze basisbehoeften van kinderen vervuld worden, beleven ze immers meer plezier, zijn ze meer gemotiveerd en kunnen ze zich beter ontwikkelen.
Pedagogische tips voor trainers
De onderzoekers deden kortom onderzoek naar het pedagogisch handelen van de korfbaltrainers. Uit de interviews blijkt dat de korfbaltrainers dit nog wel kunnen verbeteren. De onderzoekers geven 4 tips die ook voor trainers van andere verenigingen waardevol kunnen zijn:
1. Trainers moeten kinderen controle geven over hun leerproces
Uit het onderzoek blijkt dat kinderen het belangrijk vinden zelf invloed te hebben op de trainingsinhoud. Bij deze vereniging was dat niet het geval; kinderen hadden slechts beperkt invloed op de trainingsinhoud en bij het stellen van doelen. De trainers zouden meer vragen aan hen kunnen stellen en samen leerdoelen kunnen opstellen. Zo stellen trainers kinderen beter in staat controle te krijgen over hun eigen leerproces.
2. Trainers moeten hun trainingsinhoud afstemmen op de behoeften van het kind
“Elke training rennen we rondjes”, verzuchtte een kind. “Vaak moet je een rondje rennen als je hebt verloren, maar ook als de trainers even nadenken over wat we gaan doen.” Trainers doen er goed aan de trainingen meer in spelvorm aan te bieden; dat vergroot het plezier. Wel moet ieder kind daarbij successen kunnen ervaren; op ieder niveau moet er een uitdaging zijn.
3. Trainers moeten de kinderen op de juiste wijze complimenteren
Trainers moeten hun complimenten richten op inzet en uitvoering, en niet alleen op resultaat. Maar overmatig complimenteren en het geven van complimenten zonder de reden te benoemen kan negatieve effecten hebben. Zo zei een kind: “Ze zeggen gelijk ‘heel goed’ als je iets doet, maar dan hoeft het eigenlijk niet.”
4. Trainers moeten persoonlijke aandacht geven
De trainers zouden iedereen persoonlijke aandacht moeten geven. Dat klinkt logisch, maar vaak komt het initiatief vanuit de kinderen zelf. Waardoor niet ieder kind genoeg aandacht krijgt, wat nodig is om gemotiveerder te zijn.
Tips voor het bestuur van de vereniging
Om ervoor te zorgen dat trainers dit allemaal ook kunnen doen, geven de onderzoekers het volgende advies:
- Geef een heldere visie van de vereniging op jeugdsport.
- Zoek nieuwe jeugdtrainers, om de werkdruk op de huidige trainers te verlagen.
- Informeer jeugdtrainers over het belang van een pedagogisch sportklimaat.
- Geef trainers positieve feedback op hun trainingen.
- Schep mogelijkheden om trainers van elkaar te laten leren.
Deze actiepunten zijn gebaseerd op de ervaringen, behoeften en ideeën van geïnterviewde clubgenoten, en worden niet door iemand van buiten de vereniging opgelegd. Daarom verwachten de onderzoekers dat iedereen bij de vereniging gemotiveerd is om ermee aan de slag te gaan. Ze raden andere verenigingen die hun sportklimaat willen verbeteren dan ook aan zo veel mogelijk betrokkenen te horen. In deze studie zouden bijvoorbeeld de ervaringen van de ouders van jeugdleden nog betere oplossingen hebben gegeven.
Heeft u nog een vraag?
- Neem contact op met Renske Bongers van het Sportbedrijf Arnhem via renske.bongers@arnhem.nl, voor meer informatie.
Meer informatie
- Onderzoeksverslag ‘Pedagogisch Handelen van Jeugdkorfbaltrainers’
- Sportbedrijf Arnhem werkt samen met het Lectoraat Sportpedagogiek Zwolle
Fotografie: Peter Besemer en Wim de Bruijne; Korfbalfoto.nl, Marco Spelten; Actiefotografie.nl.