Dit is het tweede artikel in een serie van zes Nederlandse voorbeelden waarbij kwetsbare en risicojongeren door middel van vecht-, kracht- en verdedigingssport meer perspectief krijgen. Kenniscentrum Sport wil meer inzicht krijgen in wat deze takken van sport kunnen bieden aan de pedagogische kracht van de leefomgeving van deze jongeren en in hun identiteitsontwikkeling. Dit door succesvolle, werkzame elementen op te halen en met relevante mensen uit de praktijk en wetenschap verder te onderzoeken.
Op slechts tien minuten lopen van het Centraal Station van Utrecht staat het gebouw waarin worstelvereniging ‘De Halter’ is gehuisvest. De donkerkleurige en oudere gevels staan in contrast met de lichtkleurige nieuwbouwhuizen eromheen. Op deze locatie weten combinatiefunctionaris Mickey van der Wal en Hans Galesloot, voorzitter van De Halter, met hun team het verschil te maken: zij delen drie grote succesfactoren.
Mickey’s talenten
De eerste succesfactor is spilfiguur Van der Wal zelf. Hij is op achtjarige leeftijd als lid binnengekomen bij De Halter en is inmiddels 31 jaar. Hij is opgeleid en werkzaam in de metaal en werkt voor 0,4 fte als combinatiefunctionaris bij De Halter. Altijd gekleed in een trainingspak van De Halter weet hij de kinderen te enthousiasmeren en de ouders te betrekken. Voor de jeugd is hij een rolmodel. Het speciale aan zijn aanpak is volgens Galesloot te vergelijken met de keuze voor een restaurant: “Twee restaurants hebben hetzelfde menu. Toch kies je voor het ene. Waarom? Het is de ober die het leuk maakt en de kok die er net even een ander sausje bij serveert. De ambiance maakt het eten daar smakelijker: je geniet, je consumeert en je wordt daadwerkelijk vermaakt. Het is een combinatie van het product en de persoon. Dat kunstje dat Mickey kan, kan ik ook, maar niet op die manier.”
“Ons succes is een combinatie van het product dat we bieden én de persoon die het aanbiedt.”
Hans Galesloot, voorzitter De Halter
Van spel en plezier naar sport en presteren
Kinderen die bij De Halter binnenkomen staan te springen van enthousiasme. Van der Wal vindt het belangrijk dat ieder kind en elke ouder lachend binnenkomt en ook weer lachend weggaat. Ze moeten immers altijd terug willen komen. Hij beschrijft zijn aanpak als ‘iedereen vermaken, maar ook streng en duidelijk zijn’ en legt uit: “Vanaf de leeftijd van 12-13 jaar verandert het spel en plezier in sport en presteren. Dan wordt gewerkt richting de eerste plaats op wedstrijden: trainen om te winnen! Leerlingen leren omgaan met verlies, maar het is altijd belangrijk dat ze zich volledig inzetten en keihard geknokt hebben in de wedstrijd. Binnen het worstelen bestaat immers geen gelijkspel, alleen een winnaar en een verliezer.”
Controle houden
Aanwezigheid tijdens de trainingen is belangrijk om te kunnen presteren. Maar pubers kun je verliezen aan de straat, aan uitgaan en aan relaties.
Wist je dat…
vanuit de ontwikkeling van het brein bezien (Crone, 2008) de puberteit de ontwikkelingsfase is waarin het hersengebied dat verantwoordelijk is voor rationele afwegingen zich langzamer ontwikkelt dan andere hersengebieden? Dit kent onder andere als gevolg dat jongeren tussen de 14 en 23 jaar vaak moeite hebben om tot weloverwogen keuzes te komen en daarbij de gevolgen van hun keuzes te overzien. Ze vinden het moeilijk om goed te plannen en prioriteiten te stellen, abstracte denkprocessen uit te voeren en te anticiperen (Jolles, 2011).
Van der Wal weet controle te houden over de groep door beide ‘werelden’ te combineren. Hij biedt ze bijvoorbeeld een alternatief aan door zondagochtend te trainen in plaats van vrijdagavond als er een feest wordt georganiseerd in de buurt. Of hij belooft eerder met de training te stoppen, ze met het busje van De Halter naar het feest te brengen en met de portier af te spreken dat ze wat later naar binnen mogen dan de begintijd van het feest. Gevolg? De jongeren komen dan dus wel met plezier trainen.
Hart voor de zaak
Dat Van der Wal hart voor de zaak heeft mag duidelijk zijn. 24 uur per dag staat hij klaar voor de club en is hij bereikbaar. Het aantal uur dat hij bij De Halter besteedt, overschrijdt de 15,2 uur per week ruimschoots. Ook zet hij privé afspraken opzij als dat nodig is om les te geven en rijdt hij zonder enige twijfel heen en weer om extra trainingspakken op te halen of om iemand te helpen.
De lessen verzorgen doet Van der Wal echter niet alleen. Hij heeft vijf assistenten die ook bij hem getraind hebben, die precies weten wat ze moeten doen en hem ondersteunen bij de les. Van der Wal bepaalt als hoofdtrainer welke oefeningen er gedaan worden. De assistenten gooien daar hun ‘eigen sausje’ overheen, corrigeren waar nodig op gedrag en geven individuele aandacht aan de kinderen of jongeren die er zijn. Zo worden taken en verantwoordelijkheden gedeeld en wordt de strategie doorgegeven, zodat er geen afhankelijkheid van personen ontstaat.
Coachen op inhoud
Wanneer er iets mis is met de kinderen, bijvoorbeeld omdat ze thuis straf hebben of problemen hebben op school, signaleert Van der Wal dat onmiddellijk en spreekt hij de kinderen en eventueel de ouders erop aan. Niet alleen de sportprestatie telt voor hem; kinderen worden gezien in hun brede leefomgeving/context.
Wist je dat…
De sportvereniging, naast andere vindplaatsen als het onderwijs en de jeugdgezondheidszorg, een belangrijke plek is waar opvoed- en opgroeiproblemen vroegtijdig kunnen worden gesignaleerd? Door het structurele karakter (wekelijkse contactmomenten met dezelfde trainers en teamleiders) gebeurt dit mogelijk ook in een eerder stadium dan op andere plekken (Hermens & Gilsing, 2013).
Wanneer een kind verliest en daar boos over is, dan wijst hij het kind erop dat het nog veel meer tegenslagen in het leven zal krijgen. Een vader vertelde hem onlangs: “Hoe jij hem straft, kan ik niet. Jij geeft hem een standje en vervolgens gaat hij na vijf minuten lachend van de mat af met een high five, dat lukt thuis niet.” Van der Wal coacht de kinderen op inhoud, op waarneembaar gedrag.
Een voorbeeld van Van der Wal: “Een leerling verloor een wedstrijd. Hij werd boos, begon te schreeuwen en gaf de tegenstander, de coach van de tegenstander, de scheidsrechter en mij geen hand. Toen hij weer moest spelen, mocht dat van mij alleen als hij beloofde iedereen een hand te geven bij verlies. Hij verloor, gaf iedereen een hand en ging op de bank zitten. Ik vind respect naar je ouders, scheidsrechter en trainer erg belangrijk. Verlies je een wedstrijd, dan word je niet kwaad en begin je niet te meppen.”Ook hier neemt Van der Wal de bredere sportcontext mee en kijkt hij verder dan de sport alleen.
Wist je dat…
De kwaliteit van de relatie met de coach van groot belang is? Coaches die een goede band hebben met hun sporters verlagen de kans op sociaal ongewenst gedrag bij jongeren (Rutten e.a., 2007). Een voorwaarde voor een gezonde ontwikkeling volgens het sociaal ontwikkelingsmodel is dat het nodig is dat kinderen opgroeien in een omgeving waarin volwassenen consequent gezonde opvattingen en duidelijke normen voor gedrag naleven en uitdragen (Ince e.a., 2013).
Ouders betrekken
“Eerder werden kinderen gedropt bij de voordeur, nu worden de auto’s geparkeerd en komen de ouders binnen”, vertelt Van der Wal. Hij vervolgt: “Ook ouders moeten lachend komen en lachend weggaan bij De Halter. Mijn tactiek? Als een vader zich bemoeit met het spel nodig ik hem uit mee te helpen als trainer. Heeft hij de volgende keer geen trainerskleding aan, dan vraag ik hem er weer naar totdat hij meedoet. Een vader zei onlangs nadat hij had meegeholpen: ‘Wat een geduld hebben jullie’. Ouders kunnen bij ons meteen een trainerspak aandoen en ondersteunen en hebben onderling veel contact in de kantine. Ouders vragen zelf aan ons waar ze ons mee kunnen helpen en denken aan ons buiten de club om. Een voorbeeld: gisteravond werd ik gebeld door een vader die vlakbij het stadion sushi aan het eten was met de vraag of we het eten al geregeld hebben voor het aankomend Paastoernooi. Uit zichzelf ging hij toen na of het eten door die tent gesponsord kan worden.”
“Het is allemaal een spelletje, waardoor we het allemaal leuk vinden. Het werkt niet als ik hierheen kom en naar twintig chagrijnige ouders moet kijken en 25 kinderen die niet luisteren. Dus ik maak er een spelletje van. En natuurlijk vind ik het ook leuk als een ouder tegen me zegt dat ik een toples heb gegeven.”
Mickey van der Wal, combinatiefunctionaris
Dit brengt het de kinderen
Van der Wal en Galesloot zijn zich erg bewust van wat het worstelen en de vereniging de kinderen oplevert. Die opbrengst vormt dan ook hun tweede succesfactor. Ze vertellen dat kinderen die bij hen worstelen weerbaarder worden en meer zelfvertrouwen krijgen. Verschillende onderzoeken (o.a. Hermens & Gilsing, 2013; Kesselring e.a., 2013; Kelly & Sokol-Katz, 2011; McGee e.a., 2006; Elling & Wisse, 2010) wijzen ook op de bijdrage van sport aan het vergroten van het zelfvertrouwen van kinderen. Volgens Galesloot komt dat met name door hun fysieke ontwikkeling ten opzichte van leeftijdsgenootjes. Kinderen komen veel sterker in de maatschappij te staan, geven niet op bij tegenslagen, weten met verliezen om te gaan en zijn gedreven. Ze hebben helder wat hun doel is, leren omgaan met grenzen en laten zich minder snel beïnvloeden door anderen. Ook is de sport goed voor hun motorische en sportieve vaardigheden. Van der Wal: “Je weet als worstelaar dat je meer bagage hebt en dat je in staat bent om in bepaalde situaties de goede keuzes te maken. Je zoekt het gevaar niet op, maar gaat het ook niet uit de weg. Je hebt een bepaalde uitstraling, waardoor je rechtop staat en zelfverzekerd bent.”
“Als worstelaar heb je de bagage om in bepaalde situaties de goede keuzes te maken.”
Mickey van der Wal, combinatiefunctionaris
“Worstelen kun je vergelijken met elementair zwemmen”, stelt Galesloot: “Met elementair zwemmen leer je om niet te verzuipen in het water. Wil je doorstromen naar waterpolo of wedstrijdzwemmen, dan is dat prima. Bij ons leer je niet te verzuipen in de maatschappij. Wil je dan door als wedstrijdworstelaar, dan is dat mooi meegenomen.” Voor kinderen die gepest worden, schuchter zijn of erg agressief zijn en zich moeten leren beheersen is De Halter een veilige omgeving waar ze in mee kunnen gaan en waar ze zich thuis voelen. “Bovendien zit er een zelfreinigend vermogen in de omgeving van het worstelen”, zo stelt Galesloot. “Kinderen die op de mat worstelen gaan geen dingen doen om buiten die groep te vallen. Ze corrigeren elkaar ook onderling door elkaar te wijzen op verkeerd gedrag of niet luisteren. Dat is een stukje van de opvoeding die ze bij De Halter meekrijgen.” De hiërarchie ‘doe je iets tegen iemand van 14, dan word je op een normale manier gecorrigeerd door iemand van 16’ en de teamspirit zijn volgens Van der Wal nooit verkeerd geweest.
A way of life
“Worstelen is eigenlijk a way of life, het vormt je heel sterk”, vertelt Galesloot. Wanneer het worstelen echt een sport wordt, kunnen worstelaars alles opzijzetten om dat te bereiken wat ze moeten bereiken. Ze concentreren zich op hun doel. Het is dan al een overwinning om 43 kg te wegen als je eerder 46 kg woog. Indeling bij worstelwedstrijden geschiedt immers op basis van gewichtsklassen. Van der Wal vertelt dat toen hij hier als jongere trainde hij weinig vrienden buiten het worstelen om had. Hij was dan ook vier tot vijf dagen in de week bij De Halter te vinden. In die tijd was er altijd iemand aanwezig bij de vereniging.
Wist je dat…
De theorie van verveling (Clinard & Wade, 1966), beschreven in Robertson (2000), veronderstelt dat sociaal ongewenst gedrag bij jongeren voortkomt uit verveling in de vrije tijd? Jongeren die sporten hebben minder tijdsmogelijkheid om zich te vervelen (Schafer, 1969). Sport is een positief tijdverdrijf en zorgt voor een bepaalde ‘kick’ en een zekere status onder leeftijdsgenoten die ze anders eventueel met ‘stoer’ of crimineel gedrag krijgen (Boonstra & Hermens, 2011).
Vijfhonderd meter van het dak
Een laatste, derde, succesfactor waar we in dit artikel bij stil willen staan, betreft het goede netwerk van De Halter. Galesloot is werkzaam als docent bij het Sport College van ROC Midden Nederland en is de winnaar van de Sportprijs sportvrijwilliger van Utrecht 2015. Galesloot is een persoon van ‘wie goed doet, goed ontmoet’ en van ‘ik kijk om me heen en ik kijk vooruit’. Hij is een typische verbinder, een echte netwerker: “Ik kijk naar het proces van alles om me heen en bedenk continu welke partij of persoon waarin goed is en hoe ik mensen en organisaties op uitvoerings-, coördinatie- of strategisch niveau kan koppelen. Ik probeer ook de blinde vlekken weg te halen binnen de organisatie, zodat als iemand wegvalt een ander het kan overnemen.” Doordat Galesloot is vrijgesteld van de interne praktische uitvoering als wedstrijden fluiten en matten klaarleggen, kan hij zich hier volledig op richten.
De Halter participeert in verschillende netwerken in de buurt met bijvoorbeeld wijkverpleegkundigen, huisartsen, diëtisten en wijkagenten en heeft een goede relatie met de gemeente van wie ze veel ruimte en vertrouwen krijgt. Galesloot vertelt hierover: “Wanneer je op het dak van het gebouw staat en om je heen kijkt, dan vind je in die straal van ongeveer vijfhonderd meter je natuurlijke partners. Dat zijn niet alleen andere partijen, maar ook de buurtbewoners met wie we de samenwerking hebben opgezocht.”
Deze natuurlijke partners kunnen tijdelijk zijn. Zo heeft De Halter samenwerking opgezocht met de Tour de France die door de wijk kwam en kunnen vluchtelingen uit de Jaarbeurs bij hen sporten. Hierbij staat altijd de vraag centraal: ‘Wat kunnen wij voor elkaar betekenen?’
Partijen binnen vijfhonderd meter
In eerste instantie bleek het niet altijd gemakkelijk om gesprekspartner te zijn van bijvoorbeeld scholen en BSO’s. Maar doordat De Halter naast een inspanningsverplichting ook altijd een resultaatverplichting aangaat en altijd alles heeft uitgevoerd wat ze heeft beloofd, is ze een erg betrouwbare partner vanaf het moment dat ze een alliantie aangaat. Een alliantie aangaan is voor De Halter dan ook niet vanzelfsprekend. “We zeggen vaker nee dan ja”, aldus Galesloot. “Een samenwerking moet meerwaarde voor de vereniging hebben en het moet geloofwaardig en bestendig zijn.” Vandaag de dag neemt De Halter zitting in de stuurgroep van de Brede School en is de BSO in het verenigingsgebouw gehuisvest. Galesloot: “Er zijn verenigingen die meegaan in de ontwikkeling van de buurt, maar ik denk dat wij de buurt mede ontwikkelen. We zijn een adoptieve vereniging en spelen in op ontwikkelingen in de wijk. Maar ook als hier wat staat te gebeuren, worden wij als eerste betrokken om onze mening te geven.”
“Er zijn verenigingen die meegaan in de ontwikkeling van de buurt, maar ik denk dat wij de buurt mede ontwikkelen.”
Hans Galesloot, voorzitter De Halter
De buurtbewoners binnen vijfhonderd meter
Ook buurtbewoners wordt gevraagd naar wat De Halter en zij voor elkaar kunnen betekenen. Het resultaat? Buurtfitness bij De Halter! Galesloot vertelt: “Ik heb Max, een actieve buurtbewoner, aangesproken en verteld dat ik ruimte had en gevraagd of hij over de organisatie van buurtfitness wilde nadenken. In een paar maanden tijd hadden we vijftig nieuwe leden. Het succes? Elkaar het vertrouwen geven: hier heb je de sleutel, dit zijn de condities waaronder je het kunt doen en probeer het maar.” Van de deelnemers wordt een symbolisch bedrag gevraagd van 12,50 euro per maand. Ze komen om te fitnessen, maar ook voor een gezellig praatje en drankje met elkaar.
Deze vorm van samenwerken maakt de sfeer in de buurt beter. Er is sprake van sociale cohesie: mensen kennen elkaar, waarschuwen elkaar en voelen zich betrokken bij wat er gebeurt. Van der Wal: “Een paar jaar geleden werden auto’s die op de stoep geparkeerd stonden voor een toernooi weggesleept. Nu komen ze dat aan ons melden. Onlangs liepen ook vier buurtjongens bij ons naar binnen. Een moeder tipte mij, dus ik volgde ze onmiddellijk richting de kleedkamer. Daar bleken ze water te drinken. Ik maakte ze duidelijk dat dat geen probleem is, maar dat ze zich wel altijd even moeten melden.” Galesloot vult Van der Wal aan door te vertellen dat de deur van De Halter altijd voor iedereen open staat en dat de telefoon van De Halter altijd wordt opgenomen. Dat maakt dat buurtbewoners altijd contact kunnen opnemen wanneer ze iets vreemds of opvallends zien. Hij eindigt het interview met: “We beseffen goed dat we een maatschappelijke rol hebben gekregen en genomen in deze wijk.”
Wist je dat…
Onderzoek (bijvoorbeeld door Völker, Flap & Lindenberg, 2007) heeft aangetoond dat de aanwezigheid van ontmoetingsplekken een belangrijke indicator is voor gemeenschap en contacten in een wijk? Volgens Koen Breedveld (in Boonstra & Hermens, 2011) is sport in de buurt van belang, omdat het onder andere zorgt voor sociale contacten tussen buurtbewoners. Mensen die zich onderdeel voelen van een buurt zullen zich eerder inzetten voor de buurt dan mensen die zich er niet bij betrokken voelen.
Met dank aan: Mickey van der Wal en Hans Galesloot van De Halter.
Lees meer
- Weerbaarheid en winnen met kickboksen in Arnhem
- In de Hambaken Gym vinden jongeren weer toekomstperspectief
- Boks het voor elkaar; Kampioen van je eigen leven
- Mattie en passie bij Boksvereniging Van ’t Hof
- Eerst een hand geven, dan pas trainen
- Respons: vechtsport als pedagogisch instrument
Gebruikte literatuur
Boonstra, N., & Hermens, B. (2011). De maatschappelijke waarde van sport. Een literatuurreview naar de inverdieneffecten van sport. Verwey-Jonker Instituut.
Crone, E. (2008). Het puberende brein. Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker.
Elling, A & Wisse, E. (2010). Beloften van vechtsport. Den Bosch: W.J.H. Mulier Instituut.
Hermens, N., & Gilsing, R. (2013). Sportclubs in de jeugdketen. De mogelijkheden van pedagogische ondersteuning van sportverenigingen. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
Ince, D., Yperen, T. van, & Valkestijn, M. (2013). Top tien positieve ontwikkeling jeugd: Beschermende factoren in opvoeden en opgroeien. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.
Jolles, J. (2011) Ellis en het verbreinen. Over hersenen, gedrag & educatie. Neuropsych Publishers, Amsterdam – Maastricht.
Kelley, M. A., & Sokol-Katz, J. (2011). Examining Participation in School Sports and Patterns of Delinquency using the National Longitudinal Study of Adolescent Health. Sociological Focus, 44, 81–101.
Kesselring, M.C., de Winter, M., Horjus, B. & van Yperen, T (2013). Allemaal opvoeders in de pedagogische civil society. Naar een theoretisch raamwerk van een ander paradigma voor opgroeien en opvoeden. Pedagogiek, 33 (1), (pp. 5-20) (16 p.).
McGee, R., Williams, S., Howden-Chapman, P., Martin, J., & Kawachi, I. (2006). Participation in clubs and groups from childhood to adolescence and its effects on attachment and self-esteem. Journal of adolescence, 29(1), 1-17.
Robertson, B. J. (2000). Leisure Education as a Rehabilitative Tool for Youth in Incarceration Settings. Journal of Lesiurability, 27(2), 27-34.
Rutten, E. A., Stams, G. J. J., Biesta, G. J., Schuengel, C., Dirks, E., & Hoeksma, J. B. (2007). The contribution of organized youth sport to antisocial and prosocial behavior in adolescent athletes. Journal of Youth and Adolescence, 36(3), 255-264.
Schafer, W. E. (1969). Participation in interscholastic athletics and delinquency: A preliminary study. Social Problems, 17, 40–47.
Völker, B., Flap, H., & Lindenberg, S. (2007). When are neighbourhoods communities? Community in Dutch neighbourhoods. European Sociological Review, 23(1), 99-114.