Bestuurders kunnen op twee manieren aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen van hun handelen:
- De interne aansprakelijkheid
- De externe aansprakelijkheid
De interne aansprakelijkheid
Bestuurders zijn wettelijk verplicht de aan hen opgedragen taak naar behoren te vervullen (art 2:9 BW). Gebeurt dit niet, dan zijn zij aansprakelijk ten opzichte van de vereniging. Het is dan ook de vereniging – in de praktijk collega bestuursleden of de Algemene Ledenvergadering – die de individuele bestuurder persoonlijk aansprakelijk kan stellen.
Voorwaarden interne aansprakelijkheid:
- De bestuurder heeft zijn taak onbehoorlijk vervuld: er moet sprake zijn van een ernstig verwijt dat pas kan worden aangenomen als geen enkele redelijk handelende bestuurder in dezelfde positie op dezelfde wijze zou hebben gehandeld (de bestuurder heeft bijvoorbeeld geen maatregelen getroffen om de schade te voorkomen).
- De vereniging heeft door de onbehoorlijke taakvervulling schade geleden.
- De schade is een logisch gevolg van deze onbehoorlijk taakvervulling.
Voorbeelden van een onbehoorlijke taakvervulling zijn:
- het niet controleren van de betrouwbaarheid van een contractspartner
- onverantwoord investeren
- geen behoorlijke voorbereiding, zoals een evenement niet indekken tegen extra uitgaven
- verwaarlozen kredietbewaking, zoals rekeningen niet betalen of boekhouding verwaarlozen
In de praktijk is bijvoorbeeld ook sprake van onbehoorlijke vervulling van de opgedragen taak wanneer een bestuurder voortdurend en bewust de reglementen terzijde schuift of wanneer hij of zij stelselmatig de crediteuren van de vereniging niet betaalt, of de vorderingen van de vereniging niet int.
Als een bestuurder zijn taak op een normale manier en binnen zijn bevoegdheden uitoefent, is de kans dat hij aansprakelijk zal worden gesteld voor een hem toerekenbare tekortkoming, op onbehoorlijk bestuur of op een onrechtmatige daad miniem. Doorgaans is het enkel als een bestuurder bewust ernstig fout handelt, zal hij of zij in de problemen komen.
Wordt door de Algemene Ledenvergadering het besluit tot decharge genomen? Dan geeft de vereniging hiermee in feite te kennen dat de bestuurders hun taak in de voorafgaande periode naar behoren hebben vervuld. Let op: decharge sluit niet de aansprakelijkheid uit voor onbehoorlijk bestuur ten opzichte van derden.
De externe aansprakelijkheid
Deze betreft aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover derden. Hiervoor zijn drie mogelijkheden:
- De bestuurder verricht een handeling namens de vereniging terwijl hij daarvoor niet bevoegd is.
- Overschrijdt een bestuurder zijn bevoegdheid, dan is de vereniging niet aan deze handeling gebonden. De bestuurder is in dit geval niet aansprakelijk als contractpartij, maar is aansprakelijk voor de schade die de derde met wie de rechtshandeling was aangegaan, heeft geleden.
- Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (art 6:162 BW).
- Wanneer de bestuurder van tevoren weet dat de vereniging een verplichting niet kan nakomen, dan kan dit als onrechtmatige daad aangemerkt worden tegenover de derde die hierdoor schade lijdt.
- Misleiding van derden door het bestuur door publicatie van misleidende jaarstukken.
Komt bestuursaansprakelijkheid vaak voor?
Het komt niet vaak voor dat bestuurders van een sportvereniging succesvol persoonlijk aansprakelijk gesteld worden. Het is lastig om aan te tonen dat van onbehoorlijke taakvervulling of ernstige verwijtbaarheid sprake is. In de praktijk valt het met de risico’s voor aansprakelijkheid van het bestuur en de individuele bestuursleden van verenigingen meestal dus wel mee.
De gevallen waarin bestuursleden aansprakelijk worden geacht, zijn over het algemeen overduidelijke incidenten. Daarbij moet gedacht worden aan “grepen uit de kas”, fraude, valsheid in geschriften en andere duidelijke onrechtmatige, en vaak zelfs strafbare, daden. Toch is voorzichtigheid geboden en blijft het bijvoorbeeld belangrijk om het handelsregister van de KvK bij te houden, de jaarstukken tijdig op te stellen, te zorgen voor voldoende inzicht in de financiën en geen risicovolle projecten aan te gaan die het voortbestaan van de vereniging kunnen bedreigen.
Met andere woorden: bestuur met gezond verstand en als een goed huisvader!